De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 2. Brieven 142-297
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 190]
| |
Erasmus aan de zeer eerwaarde heer kardinaal van Nantes, gegroetZeer eerwaarde vader, met deze brief wil ik u slechts laten weten dat ik altijd in gedachten heb en zal houden de vriendelijkheid waarmee u mij, die dat in het geheel niet verdiende, uw eerbiedwaardige bescherming hebt verleend, zowel tijdens de reis als toen ik in Rome verbleef. Om me Rome te doen vergeten moet ik een rivier als de Lethe zoeken om niet langer gekweld te worden door heimwee. Ik kan alleen maar pijn voelen telkens als ik bedenk hoe gemakkelijk ik dat heerlijke klimaat, die landerijen, die bibliotheken, die wandelingen, die heerlijke gesprekken met geleerde mannen, al die beroemdheden, dat fortuin, die verwachtingen heb opgegeven. Dit heimwee wordt echter verzacht door niet alleen de ongehoorde vriendelijkheid, maar zelfs de goedheid van de aartsbisschop van Canterbury, die, als hij mijn vader of broer was, niet zorgzamer kon zijn. Ook verschillende andere prelaten van dit koninkrijk begunstigen me, vooral de bisschop van Rochester, een man van volstrekt onbesproken levenswijze, van een veelzijdige en gedegen geleerdheid en een liberale geest die hier om deze kwaliteiten in hoog aanzien staat. Met hem zou ik naar Rome zijn gegaan, als men mij daarvan wat eerder op de hoogte had gesteld. Mocht er iets zijn waarvoor het Uwe Eminentie niet mishaagt de hulp in te roepen van uw zeer nederige dienaar, laat zij het hem dan opdragen en haar orders geven. De al genoemde aartsbisschop van Canterbury, die niet alleen door zijn titel en waardigheid primaat van Engeland is, maar die eerste plaats ook inneemt door zijn geleerdheid, oprechtheid, trouw, vriendelijkheid en bescheidenheid, koestert me met een buitengewone welwillendheid, ook al heb ik die niet verdiend. Als niemand anders begunstigt hij de luister van de Apostolische Stoel, waaraan trouwens dit hele koninkrijk zeer gehecht is. Ik bid God dat Hij met zijn heilige vrede alles zal verzoenen en samenbinden. Dat het Zijne Eerwaardigheid goed moge gaan. Vaarwel. Londen, 8 februari [1515] |
|