De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 2. Brieven 142-297
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdBrief van Bombace aan Erasmus, 21 december 1511Het verheugt hem dat het bericht over zijn doodGa naar voetnoot1. niet juist was. Hij vertelt hem over de kwalen waaraan hij lijdt, vooral zijn hoofdpijn. Hij is daarvoor naar de baden van Siena gegaan, maar zonder enig resultaat. Hij zegt dat hij, bij zijn terugkeer van deze reis, ontdekte dat zijn leerstoel in de Griekse taal te Bologna was toevertrouwd aan een zekere Griek die meer op een houtblok leek dan op een menselijk wezen, dat zijn salaris hem echter niet was afgenomen en dat het verlies van zijn leerstoel te wijten was aan zijn rivalen; dat hij desondanks zijn leerstoel in de retorica en de poëzie had behouden, die hij bezet hield tot Kerstmis en daarna opgaf, op aanraden van Carteromachus,Ga naar voetnoot2. die toen bij hem verbleef, en met wie hij zich in de lente naar Venetië begaf, | |
[pagina 188]
| |
waar hij ziek werd. Terug in zijn vaderland, voegt hij eraan toe, merkte hij dat de Bentivoglio's weer terug waren en de leiding over de stad hadden, waarover hij erg blij was, en dat zijn salaris over de voorafgaande jaren hem werd uitbetaald, hoewel hij toen niet aan de universiteit les had gegeven. Aangezien de paus op dat ogenblik, zo vervolgt hij, op alle mogelijke manieren probeerde met geweld van wapenen Bologna te heroveren en de Bentivoglio's de verdedigingswerken versterkten, werkten alle burgers daaraan mee en ook zelf heeft hij moeten meewerken en met de anderen houweel en schop hanteren. Daarna bedankt hij Erasmus dat hij hem heeft uitgenodigd naar Engeland te komen; vervolgens zegt hij zijn Adagia te hebben gelezen en enige details te hebben genoteerd die hij hem vervolgens zou hebben geschreven. |
|