De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 2. Brieven 142-297

250 Aan Andrea Ammonio
Cambridge, 9 december [1511]

Erasmus van Rotterdam aan zijn vriend Andrea, gegroet

Alle muzen mogen mij haten, mijn beste Andrea, als ik je lot mooier maak dan het is; nee, het is allemaal echt gemeend. Ik ben op de dag van de Ontvangenis^1. in hevige barensnood geweest en heb enige niersteentjes voortgebracht. Waarom voeg je bij de steentjes waarmee je mijn zegeningen telt, ook niet die steentjes? Zorg dat je in je gesprek met Winchester niets zegt wat slecht valt.

Je vraagt me om raad over het advies: het beste maken van de omstandigheden. Goed, ik zal, als het zwijntje, Minerva onderrichten,^2. en niet te veel de filosoof uithangen, want dat verbied je me. Wrijf, om te beginnen, eerst goed je voorhoofd af zodat ieder spoor van schaamte verdwijnt. Bemoei je verder met ieders zaken. Duw iedereen, voor zover je dat kunt, opzij met je ellebogen. Bemin noch haat iemand oprecht, maar meet alles af naar je voordeel. Heel je levensprogramma moet daarop gericht zijn. Geef niets, tenzij je verwacht het met rente terug te ontvangen; praat iedereen in alles naar de

1. 8 december.

2. Adagia i, 1, 40.

[p. 187]

mond.

Banale algemeenheden, zul je zeggen. Goed dan, als je dat wilt, hier een advies speciaal voor jou; ik fluister het je in. Je kent de Britse jaloezie,^3. maak daarvan gebruik ten eigen bate. Zorg dat je twee stoelen hebt om op te zitten;^4. strijk meerdere pretendenten die je het hof maken, onder de kin. Dreig met je vertrek en maak je daarvoor gereed. Laat iedereen de brieven zien die je naar elders roepen met prachtige beloften; verdwijn af en toe zodat, wanneer je gezelschap hun is ontzegd, zij de behoefte aan jou scherper voelen.

Ik heb niets van doen met N.^5. Ik zou het een wonder hebben gevonden als die man, die dwazer is dan de dwaasheid zelf, de zaak verstandig had aangepakt; maar zijn opvolger is niet veel wijzer. Griffi is een man die me in alle opzichten goed bevalt, maar mijn vrijheid is me nog dierbaarder. De koetsier beweert vaatje en brief te hebben afgeleverd. Het ga je goed, mijn dierbare Ammonio.

Cambridge, de dag na de Ontvangenis [1512]

3. Deze passage is in het Grieks, natuurlijk een veiligheidsmaatregel.

4. Adagia i, 7, 2.

5. Waarschijnlijk John Allen.