De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 2. Brieven 142-297
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd248 Aan Andrea Ammonio
| |
[pagina 184]
| |
zet en het me onmogelijk maakt mijn ellende verborgen te houden. De schaamte over het lot is erger te verdragen dan zijn ongemakken. Maar ik wil die wond liever niet opnieuw openrijten. Laat we maar aannemen dat ik het lot heb dat ik verdien: want zo wil ik het interpreteren. Over jouw lot klaag je met het volste recht, als we kijken naar je talenten. Als iemand die zou uitmeten, zou hij je zelfs het pausschap gunnen. Maar je weet, beste Andrea, hoe blindelings het lot te werk gaat en daarom moet je je niet storen aan degenen die het volkomen onvoorspelbaar naar de top voerde. Als je per se wilt uitmunten, moet je je bescheidenheid, die juist voor de mensen van goede smaak je grootste charme uitmaakt, enigszins afleggen. Ik vind overigens dat je nu al, ook al zou er niets bijkomen, een zeer bevoorrecht man bent, gezien je vaderland, je schoonheid, je leeftijd, je intelligentie, je karakter en de gunst die de beste mensen je schenken. En als ik me niet totaal vergis in de voortekenen, dan is de dag die jouw schitterende gaven met prachtige geschenken zal belonen, niet meer ver weg. Je betreurt het Rome te hebben verlaten, maar wat voor zin heeft het de golven te tellen die het schip achter zich heeft?Ga naar voetnoot2. Men moet het beste maken van het nu. Verder kan ik, geloof ik, wel raden waarom je grijze haren je zo dwarszitten: je bent bang dat de meisjes je uitlachen! O, hoe bitter is de wond die zich in je hart vreet! Ik heb alle reden om van jou en van Winchester te houden, van jou omdat je je zo vol vriendschap om mijn zaken bekommerde, van Winchester omdat hij me zo'n warme steun verleent. Maar zorg dat je niet te veel aandringt. Wat mijn woning betreft, ik wil alleen maar een kamer die goed beschermd is tegen tocht en een goede haard heeft. Ik zal zoals altijd zelf voor mijn eigen voedsel zorgen. Ik zou graag hebben dat je over het volgende voorlopig geen woord zegt, maar als je er iets over opvangt, wil ik weten of mijn mecenas die twintig nobels aan BernardGa naar voetnoot3. heeft uitbetaald. Dat is de reden waarom ik liever niet naar Londen kom, want ik heb nergens zo'n hekel aan als steeds maar weer over allerlei zaken te worden aangesproken. Als het echter zo uitkomt, mag je best met hem over de huisvesting beginnen. Drie dagen geleden heb ik je vaatje teruggestuurd met een kort briefje. Ik heb twee brieven van je ontvangen, die ik met deze ene beantwoord. Als Hieronymus me wat minder last bezorgde, zou ik je niet alleen met gedichtjes maar met hele boeken bestoken. Maar nog tien dagen en dan is de maand om. Bullock heeft je geschreven. Als je toevallig Colet ziet en hij mij ter sprake brengt, bied hem dan je hulp aan als hij me iets wil schrijven. Als je Sixtinus | |
[pagina 185]
| |
tegenkomt, zeg hem dan dat zijn brief me veel genoegen heeft gedaan. Ik moet nog zeven of acht dagen zweten in deze tredmolen, maar daarna zullen wij, helemaal vrij, samen een gezellige tijd hebben. Vaarwel, mijn unieke vriend. Cambridge, 2 december Ik heb je nog een brief geschreven; ik denk dat een boekhandelaar, een zekere Gerard,Ga naar voetnoot4. je hem heeft bezorgd. 1512 |
|