De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 2. Brieven 142-297
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd245 Aan Andrea Ammonio
| |
[pagina 181]
| |
het tegenovergestelde,Ga naar voetnoot1. dat wil zeggen een van alle eros gespeende, een man die de Scythische stammen van de Taurus, zelf wilde beesten, een wild beest zouden noemen. Wat vertel je me nu? De paus naar Loreto?Ga naar voetnoot2. Wat een vroomheid! Hij is begonnen een oorlog op gang te brengen, en let op: je zult zien dat het Griekse spreekwoord over de mot in het kaarslichtGa naar voetnoot3. bewaarheid wordt. Immers, als de Kerk van Rome iets overkomt, aan wie kun je dat dan met meer recht wijten dan aan de al te krijgszuchtige Julius? Maar ik vraag je, stel je voor dat de Fransen verdreven worden uit Italië, denk dan eens na wie van beiden je liever wilt hebben als meesters: de Spanjaarden of de Venetianen die zelfs voor hun eigen mensen al niet te verdragen zijn? Want de vorsten zullen nooit buigen voor de priesters. En zij zullen het ook niet onderling eens kunnen worden vanwege de meer dan dodelijke veten tussen hun partijen. Ik ben bang dat Italië alleen maar van meester gaat wisselen en dat het, als het de Fransen niet kan verdragen, heersers zal moeten dulden die twee keer zo erg zijn. Maar het lot zal erop toezien dat wijzelf vechten zonder gedeerd te worden. Ik vind het heel jammer dat je komst naar Engeland niet heeft beantwoord aan je verwachtingen, maar ik ben wel blij dat een verwante geest op mijn weg is gekomen. Die luiGa naar voetnoot4. zijn als de ossen van Cyprus die hun eigen uitwerpselen eten,Ga naar voetnoot5. maar zich verbeelden gevoed te worden met ambrozijn en de hersenen van Zeus. Ik vind het prachtig dat je Lucianus leest; zodra ik terug ben in Londen - en met de gunst van de goden zal dat vóór half december zijn - zullen wij samen Grieks doen. Ondertussen zal ik op je brief wachten, waarin je me, alsjeblieft, nieuws van Mountjoy zult vertellen - ik heb hem twee brieven geschreven, maar ik ken zijn manier van doen, hij zal nooit een woord terugschrijven - en verder wat de bisschoppen te bieden hebben; en of de pest al over is en welk nestje je het beste lijkt om me in terug te trekken. Ik heb al drie brieven van je ontvangen; ik had aan Colet en aan Peter Eenoog geschreven, maar ik denk dat die brieven verloren zijn gegaan. Ik had More gevraagd er een te bezorgen aan de bisschop van Rochester; of hij dat gedaan heeft weet ik niet. Als ik niet heb geantwoord op je gedicht, dan komt dat omdat ik me nogal slap voelde. Zodra de opgewektheid terug is, zal ik niet blijven zwijgen. Zorg goed voor jezelf, Andrea, trouwere vriend dan Pylades ooit was. Cambridge, 26 november 1511 |
|