De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 2. Brieven 142-297
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd244a Van Jérôme Busleiden
| |
[pagina 180]
| |
aanzien staan aan het hof en zelf heb ik dat, niet zonder risico, eens ervaren. Wat de prebende betreft, die je graag zou willen krijgen: de zaak zelf is nog niet, zoals men zegt, tot aan de navel bekeken, maar de gedachte valt wel in goede aarde. En ik heb goede hoop dat je eindelijk krijgt wat je zo plechtig is toegezegd en zo dikwijls is beloofd. Als het allemaal wat lang duurt, moet je je dat niet al te erg aantrekken, je enorme arbeid niet opgeven, maar opgewekt verdergaan op de ingeslagen weg en steeds bij je mecenasGa naar voetnoot1. blijven aankloppen. Hij is je veel verschuldigd, want je hebt je al vele jaren voor hem uitgesloofd en hem altijd duidelijk en prompt je aanhankelijkheid betuigd. Daarom, om met een paar woorden te eindigen, vergeet je gebruikelijke bescheidenheid, leg je schroom af, leer af een filosoof te zijn en speel de rol van de ergste onderdanige horige die al vroeg op de deur van zijn baas klopt en zijn drempel afslijt en alsmaar blijft vragen ‘Hoe lang nog?’ Vaarwel. |
|