De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 2. Brieven 142-297
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd244 Van Johan Sixtinus
| |
[pagina 178]
| |
had gedaan. Thale, die op het punt stond te vertrekken, kon zijn boeken niet meer verkopen en verdeelde ze daarom onder zijn vrienden, deels aan Allen, deels aan mij, en ook, geloof ik, aan Shurley, maar dat weet ik niet zeker. Hij gaf me jouw geesteskind omdat hij wist dat alles van jou mij welkom is. Ik herinner me niet zeker of ik de inhoudsopgave en de titel heb gelezen - want ik heb er, zover ik weet, nooit een pagina van gelezen - omdat ik het werk in zijn geheel wilde bewaren voor als ik wat vrije tijd had, die mij, vanwege mijn rechtenstudie, in Bologna niet gegund werd. Zo is het te verklaren dat ik, in alle onschuld, er altijd het zwijgen toedeed als De copia vermeld werd, want die titel zei mij, voor zover ik weet, niets. Het zal je misschien weinig geloofwaardig in de oren klinken, maar, naar mijn beste weten, heb ik niet tegen je gelogen en niets achterbaks gedaan, maar ik betreur wel dat het zo gegaan is. Daarom vraag ik je - en ik heb er het volste vertrouwen in dat je dat zult doen - elke verdenking van list en bedrog van je af te zetten, als je die al ooit hebt gehad. Trouwens, je lijkt dat al gedaan te hebben. Je zegt immers dat de grote genegenheid die je voor me koestert, deze verdenking al heeft laten verdwijnen als een wolkje, en dat je je best doet een plekje te vinden voor mijn verwant,Ga naar voetnoot3. zoals Bullock belooft dat te doen. En als je verder verklaart dat je, behalve van je vriendschap, je van geen diensten jegens mij bewust bent, dan doe je dat vanuit je verheven en edelmoedige karakter. Je bent immers gewoon alle mensen welwillend tegemoet te treden en vindt dat je ieder goed mens je diensten verschuldigd bent. Ik besef echter heel goed wat je allemaal voor me gedaan hebt en ik zal dat, zolang ik leef, beseffen en er altijd van getuigen. Onze dekenGa naar voetnoot4. is erg blij dat je spoedig komt. Hij heeft 40 goudstukken klaar liggen, maar misschien stuurt hij ze je al voordat je uit Cambridge vertrekt. Wat zou ik graag willen dat je al hier was en dat we het geluk hadden bij elkaar te kunnen blijven en met elkaar te kunnen spreken in plaats van alleen maar brieven te schrijven. Toch ben ik blij je eindelijk een brief te hebben afgetroggeld, want ik dacht al bijna - niet helemaal, want dat heb ik nooit gekund - dat ik geschrapt was uit de lijst van je vrienden, als ik zag dat er tussen de talrijke bundeltjes brieven geen voor mij bij zat. Als je niemand brieven had gestuurd, zou ik dat geweten hebben aan al je schitterende werkzaamheden, zoals jij het ook moet wijten aan mijn drukke bezigheden dat ik niemand schrijf. Toen ik echter zag dat je alle tijd had om niet af en toe, maar heel dikwijls pakjes brieven, wat zeg ik, volle zakken brieven, te sturen, dacht ik dat ook ik er wel eens een zou krijgen, als mijn naam in jouw vriendenlijst voorkwam. Maar je komt ook al enigszins tegemoet aan die klacht door mij | |
[pagina 179]
| |
steeds hartelijk te laten groeten in de brieven aan anderen. Maar waarom zoveel woorden? Je hebt me tevreden gesteld. Als mijn excuses jou tevreden hebben gesteld, zal dat een grotere triomf voor me zijn dan jij kunt vermoeden. Vaarwel, liefste vriend. Dat ik je zo laat heb geantwoord, komt omdat men je brief, gedateerd op de geboortedag van de heiligen Simon en Judas,Ga naar voetnoot5. pas bezorgd heeft op 17 november, later dan je misschien vermoedde. Nogmaals en steeds weer, mijn beste wensen. Londen, 19 november |
|