238 Aan Andrea Ammonio
Cambridge, 2 november 1511
Erasmus aan zijn vriend Andrea Ammonio, gegroet
Eindelijk heb ik je het tonnetje teruggestuurd, samen met wat ongelukkige gedichtjes. De vervoerder beweert dat hij het heeft afgeleverd bij More, omdat jij op dat tijdstip niet thuis was. Ik kom tegen 1 januari naar je toe zodat we, door elkaar te verwarmen, minder te lijden hebben van de kou. Ik breng hier liever de zomer door dan de winter. Ten slotte: het is niet goed als ik te lang afwezig ben van mijn Jupiter,Ga naar voetnoot1. hoewel het me hier best bevalt. Ik zie ook geld lonken, als ik er wat klusjes bij kan doen. Ik wil bijzonder graag weten hoe Winchester en DurhamGa naar voetnoot2. op mijn brief hebben gereageerd en wat er nog verder aan nieuws is. Je zou me een groot plezier doen als je ervoor wilt zorgen dat de brief die ik hierbij heb gevoegd, Italië bereikt. Op het ogenblik hebben we wat Homerus de ‘onstuitbare regen’Ga naar voetnoot3. noemt. Ik denk dat Jupiter de gebeden heeft verhoord van de schrijver wiens boekje ik je heb gegeven en die bronnen, rivieren, meren en vijvers oproept hun tranen te verenigen om de misère van Italië te bewenen. Mij heeft de wolf het eerst gezien,Ga naar voetnoot4. en ik moet me nu verstaanbaar maken met knikjes en gebaren, want ik heb een zeer pijnlijke keel. Vaarwel. Schrijf me dikwijls.
Cambridge, 2 november 1511