De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 2. Brieven 142-297
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd234 Aan Andrea Ammonio
| |
[pagina 160]
| |
en je voornaamheid, als van een vroege held,
de schoonheid van je gezicht en heel je gestalte,
zo goed getemperd door je waardigheid,
de zachte kracht ook van je stralende blik,
de welluidendheid van stem, en een karakter,
zich schikkend in wat ook maar de tijd je brengt,
toegankelijk en vol vriendschap, veel zoeter nog dan honing,
liefdevol en charmant, vol gratie, lach en grap,
je milde inborst, onbevangenheid van geest,
en simpele wijsheid die zich wonderlijk daarin vindt;
voeg daaraan toe een aard van winstbejag afkerig
geneigd tot gulheid, je middelen overschrijdend:
de rijke ader van het welwillend genie,
een geest gesierd met zoveel kennis en geleerdheid,
met daarbij nog een even grote welsprekendheid,
een zeldzame vriendelijkheid die dit alles kruidt,
de charme van je bescheidenheid, die de boze
blik ontwapent van jaloezie vol haat,
die schitterende gaven, en toch in het hart geen hoogmoed
- wie dergelijke rijkdom meet, gegeven aan één man,
zal, niet zonder reden, zeggen dat alleen voor jou
natuur zich heeft getoond een ware moeder,
stiefmoeder voor alle andere stervelingen.
Het meeste echter dank je aan jezelf,
Fortuna, het is aan u deze rijke gaven te bestendigen met uw giften,
want anders zult u jaloers lijken en blind.
Ik verzoek je de brieven die ik bij de jouwe gevoegd heb, aan de bisschoppenGa naar voetnoot2. te geven voor wie ze bestemd zijn, wanneer je ofwel zelf het paleis bezoekt ofwel een betrouwbare bezorger hebt gevonden. Zorg goed voor je gezondheid. Bullock vraagt me jou zijn groeten over te brengen. Hij is een echte vriend en lijkt veel op je. Ik wacht op een brief van je, want tot nu toe heb ik er maar éénGa naar voetnoot3. ontvangen. Als de gelegenheid zich voordoet bij de bisschoppen, je vrienden, handel dan zoals je dat altijd doet in het belang van je Erasmus. Als je gedichten in Londen te koop zijn, stuur me dan een exemplaar. 1511 |
|