De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 2. Brieven 142-297

226 Aan Andrea Ammonio
Queen's College, Cambridge, 25 augustus 1511

Erasmus van Rotterdam aan Andrea Ammonio, gegroet

Ik stuur je de brief^1. die ik aan Bombace heb geschreven. Over mijn toestand heb ik niets nieuws te melden, behalve dat de reis zeer ongerieflijk was en mijn gezondheid twijfelachtig is door die zweetkoorts. Ik zal wel minstens een paar dagen in dit college verblijven. Ik heb nog geen colleges gegeven voor mijn toehoorders omdat ik eerst beter wil worden. Het bier hier bevalt me helemaal niet, de wijn matig. Als je me een vaatje Griekse wijn zou kunnen sturen, de beste die je kunt vinden, dan zou je me heel gelukkig maken, maar hij moet niet al te zoet zijn. Over het geld hoef je niet in te zitten; als je wilt, stuur ik het van tevoren. Een mooi begin van de voordelen die voort-

1. Niet bewaard gebleven; wellicht een antwoord op brief 223.

[p. 153]

vloeien uit de allerheiligste bul;^2. ondertussen sterf ik van de dorst. Breng jij de rest bij elkaar. En wij zijn nog niet overgestoken. Vaarwel, beste Ammonio.

Queen's College, daags na Bartholomaeus 1511

2. Deze raadselachtige zin geeft misschien aan dat Erasmus probeerde een formele bevestiging te krijgen van de dispensatie van zijn kloostergeloften die hem in 1507 verleend was door Julius ii (brief 187a).