221 Van Andrea Ammonio
Londen, 19 mei [1511]
Andrea Ammonio aan de theoloog Erasmus, gegroet
Ik zie, mijn gedienstige Erasmus, dat Mountjoy heel weinig waardering kan opbrengen voor het voorwoord van mijn onnozele gedichten, wat jij met je goddelijk inzicht al had vermoed. Ik stuur je dus een ander; ik heb het pas uitgebroed, het lijkt me minder slecht dan het vorige en als je zo vriendelijk wilt zijn het nog een beetje bij te vijlen, durf ik te hopen dat het goed kan worden. Maar als je me niet een handje wilt helpen, dan ben ik vastbesloten niet verder te zwoegen om je hierin tevreden te stellen, terwijl ik zelfs mijn leven zou offeren wanneer het om jou zou gaan. In ieder geval beveel ik mijn reputatie, wat die ook moge zijn, met aandrang bij je aan. Als je ziet dat men deze onbenulligheden met een zekere meewarigheid tegemoet treedt, maak er dan alsjeblieft een einde aan en denk uiteindelijk aan de reputatie van je dierbare vriend. Ik weet dat jij een beter inzicht hebt in mijn belangen dan ikzelf en ik twijfel er niet aan dat je je uiterste best zult doen; ik weet wat voor goede vriend je bent; ik voeg daar verder geen woord aan toe.
Ik ben blij dat de Adagia weer in Parijs gedrukt worden, hoewel ik liever een exemplaar van Aldo wil, want ik vind zijn Griekse en de Latijnse letters veel mooier. Ik begrijp niet over welke Italiaan je het hebt; ik ken hier geen enkele Italiaanse boekverkoper. Ik zal nog wat verder navragen, want ik wil graag een exemplaar kopen. Ik heb je bij de bisschop van DurhamGa naar voetnoot1. zo goed ik kon aanbevolen. Het bericht heeft hem goed gedaan, en hij is je er erg dankbaar voor en vroeg me wanneer je zou terugkeren. Ik heb geantwoord dat dat, voor zover ik het wist, binnen niet al te lange tijd zou gebeuren. Overigens, wee degene aan wie jij die brief voor me hebt meegegeven. Ik denk dat het aan zijn slordigheid te wijten is dat, terwijl jij hem al op 27 april had meegegeven, hij me niet voor 16 mei bereikt heeft. Ik ben bang dat het nu te laat is om een antwoord te geven op wat je me schrijft.
Wat de zaken in Engeland betreft: er is vrijwel niets nieuws wat de moeite waard is, behalve dat de koning zich van dag tot dag goddelijker gedraagt. Maar dat is je al bekend. Wat jou betreft: er is een enorm verlangen je terug te zien en, aangezien men weet dat ik je vriend ben, word ik bestookt door stemmen die alsmaar vragen ‘Hoe staat het met Erasmus? Wanneer komt hij terug? Hij is het licht van onze eeuw. O, laat hem gauw terugkeren!’ en nog veel meer wat ik verder niet opschrijf, uit angst dat je ze me later onder de neus wrijft. Onze allervriendelijkste More, zijn lieve echtgenote,Ga naar voetnoot2. die nooit aan je denkt zonder je het beste te wensen, hun kinderen en de rest van de familie, maken het goed. De heer Linacre heeft een prebende gekregen en ik denk dat alle muzen de Fortuin daarvoor dank hebben gebracht. Je GreyGa naar voetnoot3.