De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 2. Brieven 142-297
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd207 Aan Aldo Manuzio
| |
[pagina 124]
| |
Erasmus van Rotterdam aan Aldo Manuzio van RomeIk wenste dikwijls bij mijzelf, zeer geleerde Manuzio, dat uw winst in overeenstemming zou zijn met het licht dat u hebt geworpen op de Griekse en Latijnse letteren, niet alleen dank zij uw groot vakmanschap en uw elegante letters, maar ook dank zij uw geestesgaven en buitengewone geleerdheid. Wat uw faam betreft: er is geen twijfel aan dat de naam Aldo Manuzio tot in het verre nageslacht op de lippen zal liggen van allen die zijn ingewijd in de geheimen van de literatuur. En zoals nu uw roem al groot is, zal ook het nageslacht u niet alleen in ere houden, maar koesteren en beminnen omdat - naar ik verneem - u zich tot taak gesteld hebt om de goede schrijvers te doen herleven en te verspreiden en omdat u met de grootste zorg - zij het niet met gelijk opgaand gewin - een werk verricht als dat van Hercules, een prachtig werk dat u eens onsterfelijke roem zal opleveren, maar ondertussen voor anderen meer vruchten afwerpt dan voor uzelf. Ik hoor dat u bezig bent PlatoGa naar voetnoot1. in Griekse letters te drukken, een werk waar vele geleerden verlangend naar uitzien. Ik wil graag weten welke schrijvers over de geneeskunst u hebt gedrukt. En wat zou ik graag hebben dat u ons ook Paulus van Aegina bezorgt. Ik vraag me af wat u verhinderde dat u het Nieuwe TestamentGa naar voetnoot2. nog altijd niet hebt uitgegeven, want daarmee zou u iedereen - als ik me niet vergis - een groot genoegen doen en vooral ook onze stand, dat wil zeggen die van de theologen. Ik stuur u twee tragedies die ik met grote overmoed heb vertaald; hoe goed het me gelukt is, moet u zelf maar oordelen. Thomas Linacre, William Grocyn, William Latimer, Cuthbert Tunstall, niet alleen mijn, maar ook uw vrienden, waren zeer lovend. U weet zelf dat zij te knap zijn om een verkeerd oordeel uit te spreken en te oprecht om een vriend te vleien, tenzij de liefde hen blind maakt voor mijn fouten. Ook de Italianen aan wie ik mijn werk heb laten zien, zijn niet slecht te spreken over mijn poging. Joost Bade drukte ze, met heel bevredigende resultaten voor hemzelf, zoals hij schrijft, want hij verkocht tot zijn genoegen de hele voorraad. Maar hij hield te weinig rekening met mijn reputatie, want ze wemelen van de fouten en hij biedt me aan de vorige uitgave met de volgende te repareren. Ik vrees echter dat hij, naar het woord van Sophocles,Ga naar voetnoot3. kwaad met kwaad repareert. Mijn werken zouden onsterfelijk worden, dunkt mij, als u ze zou publiceren, gedrukt in uw | |
[pagina 125]
| |
letters en vooral in die kleine, de mooiste die er bestaan. Dan kan het een klein boekje worden en hoeft het niet veel te kosten. Voor het geval het u goed dunkt deze gemakkelijke taak op u te nemen, stuur ik u gratis een gecorrigeerd exemplaar dat ik meegeef aan deze jongeman; maar misschien wilt u me een paar exemplaren sturen om aan mijn vrienden cadeau te geven. Ik zou niet aarzelen de zaak op mijn kosten en op mijn risico af te handelen, maar ik verlaat Italië binnen enkele maanden. Daarom zou ik de zaak zo snel mogelijk willen afronden. Het is nauwelijks tien dagen werk. Als u erop staat, zal ik honderd of tweehonderd exemplaren afnemen; hoewel de ‘winstbrengende’ Mercurius me over het algemeen niet erg goed gezind is en het erg lastig zal zijn die vracht te vervoeren, zal ik daar geen bezwaar tegen maken, als u me tenminste een billijke prijs noemt. Vaarwel, zeer geleerde Aldo, en neem Erasmus op in het getal van degenen die u zeer genegen zijn. Als u nog zeldzame boeken hebt in uw drukkerij, zult u me een plezier doen dat te laten weten. Die geleerde Britten hebben mij namelijk opdracht gegeven daar goed naar te informeren. Als u helemaal geen zin hebt om de tragedies te drukken, geef dan het exemplaar mee terug aan degene die het u brengt. Bologna, 28 oktober Aan de volmaakt geleerde Aldo Manuzio van Rome, in Venetië |
|