De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 2. Brieven 142-297
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdErasmus van Rotterdam, kanunnik van de orde van de heilige Aurelius Augustinus, aan de zeereerwaarde vader in Christus, de heer René, bisschop van ChartresHoewel u, eerwaarde vader, een man bent met een zeer kritische smaak, merkte ik herhaaldelijk dat u desondanks zeer vriendelijke gevoelens koestert voor mijn pover talent en mijn boekjes. Daarom stuur ik u, nu ik op het punt sta naar Italië te vertrekken, De valse profeet van Lucianus, zodat u iets hebt om u aan uw Erasmus te herinneren. Die profeet is inderdaad een boef, | |
[pagina 117]
| |
maar hij is uitermate nuttig om het bedrog op te sporen en aan de kaak te stellen van sommige lieden die het volk bedriegen met nepwonderen, schijn-godsdienstigheid, verzonnen aflaten en dergelijke trucjes. U zult hem dus lezen, hoop ik, niet alleen met vrucht, maar ook met veel genoegen. Afgezien van de beroemdheid van uw geslacht, de luister van uw fortuin, het prestige van uw ambt, bent u, Eminentie, ook zeer goed thuis in de serieuze en zwaardere studies, maar toch bent u, dankzij uw joviale aard en wonderlijke vrolijkheid van karakter, niet afkerig van de elegantere muzen en houdt u ervan met deze nuttige werkjes uw veeleisende publieke taken af te wisselen. Verder kunt u alleen al het zwarte zout dat men toekent aan Momus of het witte zout dat men toeschrijft aan Mercurius, bij de ene Lucianus in overvloed terugvinden. Het doet me een onuitsprekelijk verdriet dat de prachtige en beroemde kerk van de stad ChartresGa naar voetnoot1. door de bliksem is afgebrand. Vaarwel. |
|