De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 2. Brieven 142-297
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 114]
| |
lijk onder woorden te brengen wat ik allemaal voelde. Het viel me niet licht uit te maken wat sterker was: de vreugde om het weerzien van mijn vrienden die ik in Frankrijk had achtergelaten, of de droefheid om het afscheid van mijn pasgemaakte vrienden die ik in Engeland had achtergelaten. Maar ik kan wel met volle overtuiging zeggen dat geen enkel land in zijn geheel mij zo vele, zo oprechte, zo geleerde, zo dienstvaardige, zo luisterrijke en zo met alle deugden begiftigde vrienden heeft gebracht als alleen al de stad Londen. Zij wedijverden allen met elkaar in genegenheid en hulpvaardigheid, zodat ik niet weet wie boven wie te stellen en genoodzaakt ben ze allemaal gelijkelijk te beminnen. Ik moet hen nog wel pijnlijk missen, maar ik beur mij op met de herinnering: door voortdurend aan hen te denken zie ik hen als het ware in levenden lijve voor me, en ik heb de hoop spoedig naar hen te kunnen terugkeren en hen dan nooit meer in de steek te laten, totdat de dood, en alleen de dood, ons scheidt. Ik heb er het volste vertrouwen in dat jij, die me zo genegen en toegewijd bent, samen met alle andere vrienden je best zult doen om die hoop zo snel en bevredigend mogelijk te verwezenlijken. Ik kan niet zeggen hoeveel genoegen ik beleef aan de karakters van de kinderen van Battista. Zij zijn bescheiden, zeer handelbaar en ijverig in de studie als geen ander. Daarom vertrouw ik erop dat zij zullen beantwoorden aan de verwachtingen van hun vader en aan mijn inzet, en dat zij eens een groot sieraad voor Brittannië zullen worden. Vaarwel. Parijs, daags na Corpus Christi, 1506 |
|