Erasmus van Rotterdam aan de zeergeleerde Ruthall, doctor in beide rechten en secretaris van de koning, gegroet
Kijk nu toch eens, mijn beste Ruthall, hoe vrijmoedig uw open karakter en gemakkelijke omgang mij hebben gemaakt! Hoewel ik heel goed weet dat u onder de voornaamste mensen aan het hof de eerste plaats inneemt, in prestige, gunst, grootheid, geleerdheid, ben ik niet bang om uwe excellentie mijn ongepolijste werkjes, die ik nog nauwelijks heb kunnen verbeteren na de eerste redactie, toe te zenden. Maar wat moest ik anders doen? De schipper joeg me al op en riep alsmaar dat wind en storm niemand gehoorzaamden. Om nu toch iets van mijzelf achter te laten bij iemand die zich zo voor me heeft geïnteresseerd, doe ik u het werkje toekomen waar ik toevallig mee bezig was, en stuur ik aan de man die uitmunt in menslievendheid, De mensenhater. Het is een dialoog van Lucianus, verreweg zijn nuttigste en plezierigste om te lezen. Hij is al eens door iemand vertaald, maar die vertaler lijkt wel te hebben willen bewijzen dat hij noch Grieks noch Latijn kende. Men