De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 2. Brieven 142-297
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd188 Aan William Warham
| |
Aan de zeereerwaarde vader in Christus William, aartsbisschop van Canterbury en primaat van Engeland, een hartelijke groet van Erasmus van Rotterdam, kanunnik van de orde van de heilige AugustinusToen ik het plan had opgevat, eerbiedwaardige prelaat, om de theologie, die, grote God, in ernstig verval verkeert door de onbenulligheden van de sofisten, naar vermogen te herstellen en te bevorderen door Griekse schrijvers te vertalen, maar om niet onmiddellijk, volgens het Griekse gezegde, mijn reputatie als pottenbakker op het spel te zetten door aan een al te grote pot te beginnen,Ga naar voetnoot1. en, zoals het spreekwoord luidt, met vuile voeten op een zo grote taak af te stormen,Ga naar voetnoot2. besloot ik eerst uit te testen of de energie die ik besteed had aan de studie van de twee talen niet vergeefs was geweest, aan de hand van een weliswaar moeilijk, maar profaan onderwerp; de moeilijkheid van | |
[pagina 104]
| |
het karwei zou bijdragen tot mijn voorbereiding en tegelijk zou, als ik wat fouten maakte, dat alleen mijn onkunde blootleggen zonder enig onrecht te doen aan de Heilige Schrift. En zo ben ik begonnen twee tragedies van Euripides, Hecuba en Iphigeneia in Aulis, in het Latijn te vertalen, in de hoop dat een god mijn snode plannen welwillend zou begunstigen. Toen ik vervolgens zag dat een staaltje van mijn werk in de smaak viel bij in beide talen zeer geleerde mensen - en Engeland heeft werkelijk in alle takken der wetenschap verschillende mannen die, als we de waarheid mogen zeggen zonder jaloezie op te wekken, ieders bewondering verdienen, zelfs van heel Italië -, heb ik het in een paar maanden met hulp van de muzen voltooid. Hoeveel zweetdruppeltjes me dat heeft gekost, kunnen slechts zij bevroeden die in hetzelfde strijdperk zijn afgedaald. Want iets uit goed Grieks in goed Latijn overzetten, vereist een buitengewoon goede vakman, die niet alleen rijkelijk kan beschikken over een overvloedige en parate kennis van de beide talen, maar die ook zo scherp ziet en zo alert is dat al sinds enkele eeuwen niemand te vinden is geweest die op dit terrein de goedkeuring kreeg van alle geleerden. Het is ook niet moeilijk te raden hoe lastig het is om verzen van de ene taal in verzen van de andere over te brengen, vooral omdat ze zeer gevarieerd van metrum en ongebruikelijk van vorm zijn en afkomstig, niet alleen van een schrijver uit de verre Oudheid en bovendien een tragedieschrijver, maar die ook nog heel beknopt, subtiel, verfijnd is en bij wie men niets vindt wat overbodig is, niets wat je kunt weglaten of veranderen zonder hem te schaden; die bovendien vaak en spitsvondig alle retorische kunstgrepen inzet, zodat hij steeds weer een redevoering lijkt te houden. Voeg daar nog de koren bij, die opzettelijk zo gekunsteld en zo duister zijn dat je eerder een Oedipus of Apollo nodig hebt dan een vertaler. Daar komt ook nog bij de slechte toestand waarin de manuscripten verkeren, het geringe aantal ervan, het ontbreken van vertalers om op terug te vallen. Het verbaast me dan ook niet dat, zelfs in deze vruchtbare eeuw, geen Italiaan het aandurfde de taak op zich te nemen een tragedie of komedie te vertalen, terwijl verschillende mensen zich wel aan Homerus waagden; onder hen was zelfs Poliziano niet tevreden met zijn werk; een ander begon aan Hesiodus, ook zonder veel succes; weer een ander waagde zich aan Theocritus, met nog slechter resultaat. Francesco Filelfo ten slotte vertaalde in een van zijn grafredes de eerste scène van Hecuba - ik kwam er pas achter nadat ik met mijn vertaling was begonnen -, maar op zo'n manier dat de grote man me alle moed gaf om het zelf te proberen, hoewel ik overigens nogal schuchter ben. Noch deze grote voorbeelden noch de vele moeilijkheden hebben me afgeschrikt; integendeel, de meer dan honingzoete welsprekendheid van deze | |
[pagina 105]
| |
dichter - die ook zijn vijanden hem toekennen - heeft me des te sterker aangetrokken en zo ben ik begonnen met een werk dat nog door niemand was beproefd. En ook als ik er weinig van terechtgebracht zou hebben, dan toch hoop ik dat mijn onbevangen lezers mijn poging enige lof waardig zullen keuren en dat minder welwillende lezers enige toegeeflijkheid zullen betrachten voor de nieuwbakken vertaler van dit zo moeilijke werk, dit temeer omdat ik welbewust naast alle andere moeilijkheden nog de zware last op me heb genomen bij de vertaling, voor zover dat mogelijk is, de stijlfiguren en het weefsel in de Griekse gedichten exact weer te geven, door te proberen de oorspronkelijke woorden en verzen aan te houden, bijna letterlijk te vertalen, en ernaar te streven overal met uiterste precisie de kracht en het gewicht van de zin aan de Latijnse oren aan te passen, ofwel omdat ik het niet eens ben met de vrijheid van vertalen die Cicero anderen veroorlooft en zichzelf wel heel rijkelijk gunde, dan wel, omdat ik, als beginnend vertaler, liever zondig door overdreven pietluttig te lijken dan door me al te veel vrijheid te permitteren - met andere woorden, dat ik liever af en toe vast kom te zitten op het strand dan dat ik, na een schipbreuk, in volle zee lig te zwemmen. Ik wilde liever de fout begaan dat de geleerden in mijn werk charme en harmonie missen dan nauwkeurigheid. Ik heb me ook geen schuilplaats willen bereiden door te zeggen dat ik een parafrase lever, waarmee velen hun onwetendheid verbergen en zich, als inktvissen, hullen in hun eigen duisternis om niet gevangen te worden.Ga naar voetnoot3. Als men hier nergens de hoogdravende bombast en, zoals HoratiusGa naar voetnoot4. zegt, de ellenlange woorden van de Latijnse tragedie hoort, dan moet men dat niet mij aanrekenen. Ik heb in mijn hoedanigheid van vertaler liever de sobere helderheid en de elegantie van de schrijver die ik vertaalde weergegeven dan de opgeblazenheid van een vreemde stijl waar ik in ieder geval niet veel plezier aan beleef. Ik heb overigens de vaste hoop dat oprechte en rechtvaardige lezers mijn werk, nu het zo uitstekend beschermd wordt tegen de laster van onrechtvaardige lieden, in dank zullen aanvaarden als, verheven vader, ook u er uw goedkeuring aan hecht. Het kostte me weinig moeite om, onder de talrijke grote vorsten, u uit te kiezen om het resultaat van al mijn nachtelijk gezwoeg aan op te dragen. Immers, afgezien van uw prachtige positie zag ik dat u zo uitmuntend, zo begiftigd, zo overladen bent met geleerdheid, welsprekendheid, wijsheid, vroomheid, bescheidenheid, eerlijkheid en onvergelijkelijke welwillendheid jegens de beoefenaren van de schone letteren, dat het woord primaat niemand beter past dan u, die niet alleen door de waardigheid van het ambt, maar veel meer nog door ieder soort deugden, de eerste plaats be- | |
[pagina 106]
| |
zet en het voornaamste sieraad van het koninklijk hof en de hoogste top van de verhevenheid der kerk bent. Als het mij ten deel valt dat een zo lofwaardig man mijn inspanningen prijst, zal ik zeker geen spijt hebben van alle moeite die ik tot nu toe aan dit werk heb besteed en in de toekomst er geen bezwaar tegen hebben de zaak van de theologie te bevorderen met een nog grotere krachtsinspanning. Vaarwel en reken Erasmus tot degenen die met hun hele hart het meest zijn toegewijd aan Uwe Vaderlijkheid. Londen, 24 januari |
|