De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 2. Brieven 142-297
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd185 Aan Servaas Rogier
| |
Erasmus van Rotterdam aan Servaas, gegroetIk schreef je lang voordat ik uit Parijs vertrok. Ik denk dat die brief jou is overhandigd, maar ik ben toch een beetje bang - slordig als de bezorgers zijn - dat hij is zoekgeraakt. Voor het geval ik in iets ben tekortgeschoten, zal ik dat goedmaken door vaker te schrijven. Het zou te veel tijd kosten in deze brief uiteen te zetten waarom ik naar Engeland terugkeerde, temeer omdat ik daar al een keer van mijn geld ben beroofd en er zich bij jullie veelbelovende mogelijkheden schenen voor te doen. Maar ik zou graag willen dat je van me aanneemt dat ik niet zonder gewichtige redenen en op raad van wijze mannen naar Engeland ben gegaan. Verder is het in de handen van de goden of deze zaak goed uitpakt, hoewel ik hier niet naar toe kwam om fortuin te verwerven, maar meer geleerdheid. Ik verblijf nu een paar maanden bij de graaf van Mountjoy, die mij met veel enthousiasme terugriep naar Engeland, en dat met instemming van alle geleerden. In Londen zijn er zeker vijf of zes mannen die bijzonder geleerd | |
[pagina 99]
| |
zijn in de beide talen, zoals naar mijn mening zelfs Italië er op het ogenblik geen heeft. Ik matig mij niets aan, maar het lijkt wel, alsof ze allemaal een hoge dunk hebben van mijn talent en mijn geleerdheid. Als ik me al ergens op zou mogen beroemen, dan zou ik trots op mezelf zijn omdat ik in aanzien sta bij deze mannen, aan wie iedereen, hoe afgunstig of vijandig gestemd ook, het primaat in de letteren toekent. Maar ikzelf vind dat ik niets heb bereikt, zolang ik niet ook in aanzien sta bij Christus; alleen van zijn oordeel hangt ons hoogste geluk af. Vaarwel. Londen, vanuit het bisschoppelijk paleisGa naar voetnoot3. |
|