De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 2. Brieven 142-297
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| |
162 Van Anton van Bergen aan Giovanni de' Medici
| |
Anton van Bergen, abt van Saint-Bertin aan de eerbiedwaardige heer Giovanni de' Medici, kardinaal, geschreven door ErasmusDe groeten die Zijne Eminentie me heeft gedaan in zijn brief, aanvaard ik als een zeer groot geschenk en ik stuur ze u terug met zo veel mogelijk rente. Met genoegen vond ik in uw brief, vol eruditie en bescheidenheid, het beeld terug van uw prachtige karakter, het geslacht van De' Medici helemaal waardig, zoals ik al gezien had toen u bij ons vertoefde. Dat u zich niet alleen mijn bescheiden gastvrijheid herinnert, maar ook zo zorgvuldig daarvoor bedankt en op uw beurt zo welwillend uw hulp aanbiedt, daarin verwelkom ik graag en met vreugde uw genereuze genegenheid, al ben ik mij bewust dat ik niets van dien aard verdiend heb. Als wij u al, op onze bescheiden wijze, met enige voorkomendheid hebben ontvangen toen u, met uw hartstocht om alles te weten, als de Odysseus van Homerus of de Solon van Herodotus in onze streken rondreisde, dan hoeft u ons voorwaar niet te prijzen om onze vriendelijkheid, want het zou het toppunt van barbaarsheid en gebrek aan beschaving geweest zijn dat niet te doen. We hopen slechts dat deze ontvangst voldeed aan uw waardigheid en aan onze gevoelens voor u. Mijn dak heeft in vele jaren niet een zo beroemde of zo aangename gast geherbergd en om die reden meen ik meer bij u in het krijt te staan voor deze weldaad, dan u bij mij. Verder zal ik van uw hulp gebruik maken, als die ooit van pas komt, met een vrijheid die even groot zal zijn als de welwillendheid waarmee u hem aanbiedt. Ondertussen vind ik het prettig ook hierin een oud gebruik in ere te herstellen en aan uwe Eminentie niet alleen de brief van een gastheer, maar ook een klein geschenk te doen toekomen. Ik stuur u twee liederen op die op muziek zijn gezet, en ik vertrouw dat dit geschenk, hoe gering ook en nog onbeduidender dan het zeer onbeduidende geschenk bij Cicero,Ga naar voetnoot1. u toch niet onwelkom zal zijn, ten eerste omdat u zeer goed thuis bent in deze zeer oude | |
[pagina 54]
| |
en, naar aller mening, goddelijke kunst, zoals in alle andere, en ten tweede omdat het lied nieuw is en zeer onlangs ontstaan en zelfs ontstaan uit iemand die zich erop beroemt te zijn opgevoed in het befaamde huis van De' Medici; een geslacht dat, geloof ik, door de hemel is gezonden om talenten te stimuleren en geleerdheid te bevorderen. Deze man is in onze stad de meest vooraanstaande musicus.Ga naar voetnoot2. Ik heb aan de eerwaarde heer proost van WattenGa naar voetnoot3. uw groet in uw eigen bewoordingen overgebracht. Hij heeft die met ongelooflijk veel vreugde aanvaard en mij gevraagd om u uit zijn naam van harte te groeten. Mogen de goden Uwe Eminentie in goede gezondheid en welzijn behouden. Sint-Omaars, 30 juli 1501 |
|