De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 2. Brieven 142-297
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd159 Aan Jacob Voecht
| |
[pagina 49]
| |
heb dan ook zoveel achting voor jullie beiden dat als - wat de goden mogen verhoeden - jullie mijn vertrouwen zouden beschamen, ik nooit meer enig vertrouwen zal hebben in de trouw zelf. God zij gedankt gaat het met mijn gezondheid redelijk en ik voel me iets sterker dan toen ik bij jou was. Van de Romeinse muzen ben ik overgelopen naar de Griekse en ik zal niet rusten voordat ik daarin een zekere mate van bekwaamheid heb bereikt. Ik verlangde er onuitsprekelijk naar in jouw huishouden terug te keren, want ik meende dat ik, zonder je op kosten te jagen, van je gezelschap kon genieten, vriendelijkste van alle mensen, en je tegelijkertijd van dienst kon zijn. Maar dezelfde plaag die mij uit Parijs joeg en me hier in ballingschap dreef, weer hield mij. Want wat zou mij hier ooit kunnen vasthouden, afgezien van Batt? En zelfs van zijn gezelschap kan ik niet voluit genieten, omdat hij een groot deel van zijn tijd moet wijden aan de plichten van het hof. Ik beveel Dismas bij je aan, ook al weet ik dat hij je om meerdere redenen al erg is aanbevolen, niet alleen omdat je bijzonder bent ingenomen met zijn verstand en karakter, maar ook omdat je ongelooflijk veel dank zult oogsten als je de jongeman zo goed mogelijk vormt en hem laat beantwoorden aan de verwachtingen die iedereen van hem koestert. Bijna het hele geslacht Bergen heeft zijn hoop op hem gevestigd; toch zou ik willen dat, om mijnentwille, je hem met nog wat extra vriendschap en toewijding behandelt. Jij hebt het goede materiaal gevonden, bewijs nu dat je een goed vakman bent. Mocht het daar bij jullie nodig zijn, verdedig dan, beste Jacob, de reputatie van Erasmus krachtig, zoals je dat altijd al doet, en schrik die wolf af met een helder en moedig geblaf. Ik heb naarstig naar een Griekse grammatica gezocht om je die op te sturen, maar zowel die van ConstantijnGa naar voetnoot1. - zoals die heet - als die van UrbanoGa naar voetnoot2. is uitverkocht, getuige de zeer betrouwbare Nicolaus Bensrott, die je, ook zonder dat hij er een eed op doet, veilig kunt geloven. Hoor nu wat ik verder van plan ben. Soms denk ik erover naar Engeland terug te gaan en met Colet een of twee maanden theologie te studeren, want ik weet heel goed hoeveel profijt ik daarvan kan hebben, maar ik ben als de dood voor die beruchte rotsen, waarop ik indertijd schipbreuk leed. En zoals altijd zou ik vreselijk graag Italië bezoeken maar, zoals Plautus zegt,Ga naar voetnoot3. het is moeilijk vliegen zonder vleugels. De pest houdt me weg uit Frankrijk. Het klimaat in Holland bevalt me wel, maar de epicurische drinkgelagen stoten me af; voeg daar nog bij dat slonzige soort lieden, zonder enige cultuur, met een diepe verachting voor de studie, geen enkele beloning voor geleerdheid | |
[pagina 50]
| |
en bijzonder veel haat en nijd; wat ze allemaal stiekem het meest verlangen is dat ik, gesterkt door mijn doctoraat en zo als het ware gewapend tegen de hoogmoed van de ongeletterden, terugkeer. Daarom heb ik nog geen besluit genomen, maar ik zal mijn koers uitzetten naar waar de gunstige winden me roepen. Als jij in de zaak van je vriend scherper inzicht hebt of een wijzer oordeel, help hem dan met je raad. En schrijf mij nauwkeurig alles waarvan je denkt dat ik het moet weten. Moge het jou en je hele huishouding goed gaan. Doe de groeten aan die fijne en vrolijke jongelui uit Breda. Vanuit het kasteel Tournehem, [1499] |
|