De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 2. Brieven 142-297
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd156 Aan Augustijn Vincent
| |
Erasmus van Rotterdam aan zijn vriend AugustijnJe kunt uit de brief die ik bij jeGa naar voetnoot1. achterliet, een indruk krijgen van wat ik voor je voel. Na een tocht van bijna twee maanden heb ik nu pas mijn intrek genomen bij onze vriend Batt. Talrijke geruchten doen hier de ronde dat de pest daar bij jullie alles verdelgt. Als je daaruit concludeert dat je er goed aan doet hierheen te verhuizen, zul je ontdekken dat ik je de waarheid schreef. Denk vooral niet dat ik hierheen verhuisde met kwaadwillige of listige bedoelingen. Ik mag sterven als ik ooit Parijs met zoveel tegenzin verliet, maar de vele begrafenissen boezemden mij angst in. En als je nog enige verdenking koestert vanwege onze vroegere ruzies, neem dan de proef op de som; ik zal je tot het inzicht brengen dat mijn genegenheid voor jou zo groot is dat mijn vroegere gevoelens, daarbij vergeleken, kil lijken. Mijn hele reis lang kon ik niets te weten komen over je thuiskomst. Ik betreurde dat en verbaasde me erover. Ten slotte vertelde een zekere AntonGa naar voetnoot2. | |
[pagina 44]
| |
dat hij iemand had horen zeggen dat hij je in Lübeck had gezien en ontmoet, en dat deze zijn bewering kracht had bijgezet met het argument dat hij jou de Elegantiae van Lorenzo Valla, waar ik vroeger een samenvatting van heb gemaakt, had overhandigd. Maar tot op heden bereikte mij geen enkel gerucht - betrouwbaar of niet - dat je naar Parijs bent teruggekeerd. Daarom schrijf ik je maar dit korte en slordige briefje, om het lot niet te tarten met een langere brief. Als je al terug bent, schrijf dan in ieder geval een zo lang mogelijke brief over je hele reis en je overige wederwaardigheden. Ik wil, om vele redenen, zo goed mogelijk worden aanbevolen bij je vriend Rudolf.Ga naar voetnoot3. En breng alsjeblieft de groeten over aan NicolausGa naar voetnoot4. en je andere leerlingen, die zo veel voor me hebben gedaan. Zorg dat je gezond blijft. Als je hierheen komt, wat ik nauwelijks durf te hopen, beloof ik niets met woorden, maar in de praktijk zal ik alles doen wat een man die je zeer dankbaar en dierbaar is, verplicht is. Bij Saint-Bertin, [1498] |
|