De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 2. Brieven 142-297
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd152 Aan Jacob Voecht
| |
[pagina 37]
| |
10 september 1519, in een herziene uitgave (Leuven-Bazel, 1520). De officiis was de eerste geannoteerde uitgave van een klassiek werk dat door Erasmus werd gepubliceerd. Jacob Voecht van Antwerpen begon zijn rechtenstudie in Leuven en vervolgde deze in Orléans, waar hij Erasmus leerde kennen. Hij sloot vriendschap met hem en verleende hem drie maanden onderdak in de herfst van 1500. | |
Erasmus van Rotterdam aan de uitmuntende heer Jacob Voecht, zeer ervaren in het canoniek en burgerlijk recht, gegroetVeel schrijvers dragen hun werken op aan voorname heren om zo een beloning te ontvangen voor hun zeer eerzame arbeid of om zich, door het gezag van een grote naam, te beschermen tegen de nijd die iets nieuws opwekt. Ik echter, mijn trouwe en geleerde Voecht, heb niet mijn werken, maar hetgeen ik in mijn goed bestede vrije tijd heb gewrocht, willen opdragen aan onze vriendschap. Ik voorzie dat die vriendschap eeuwig zal zijn, omdat niet triviale redenen voor genegenheid ons met gewone henneptouwtjes binden, maar de edelste studies en een streven naar volmaaktheid ons, als met onverslijtbare stalen kabels en een herculische knoop, zoals men zegt, aan elkaar hechten.Ga naar voetnoot1. Ik vond het dan ook gepast om een monument op te richten dat deze vriendschap zou vereeuwigen. Welnu, als er in menselijke zaken iets duurzaam is, dan zijn het wel de letteren. De laatste dagen heb ik tijdens de wandelingen die ik altijd na het eten maak vanwege mijn zwakke gezondheid - jij weet dat heel goed, want je was bijna de enige die mij vaak vergezelde -, met evenveel genoegen als nut, deze drie waarlijk gouden deeltjes van Cicero's De officiis herlezen. Aangezien Plinius de OudereGa naar voetnoot2. zegt dat je deze boeken altijd bij de hand moet hebben, heb ik de omvang van de band zover mogelijk gereduceerd, zodat wij hem altijd in de hand kunnen houden als een dolk en hem tot op het woord van buiten kunnen leren, zoals dezelfde Plinius aanraadt. In plaats van de commentaren van Pietro Marso - waren die maar wat meer verfijnd en minder uitvoerig - heb ik er veel summiere aantekeningen bij gegeven die als sterretjes iedere duistere passage gemakkelijk bijlichten. Verder heb ik de titels, waarmee iemand dit werk eerder heeft versneden dan verdeeld, deels als overbodig weggelaten, deels ergens anders geplaatst. Ik heb ze allemaal veranderd en uitgebreid tot een soort samenvatting. Het corrigeren van de tekst heeft me ook menig zweetdruppeltje gekost. Ik heb heel wat | |
[pagina 38]
| |
fouten ontdekt - zoals men kan verwachten bij een zo bekend werk; de ene kopiist verandert al schrijvend de volgorde der woorden, een tweede zet op de plaats van een woord dat hem is ontgaan, een ander dat erop lijkt. Het zijn wel geen wangedrochten, maar toch zijn ze bij een zo groot schrijver niet toelaatbaar. Ik heb ze verbeterd deels door exemplaren, waarin ongelooflijk veel varianten voorkomen, te vergelijken en deels door behoedzaam te gissen naar het karakteristieke van Cicero's stijl, zodat ik de lezer kan verzekeren dat geen enkel exemplaar dichter bij het origineel staat dan dit. Daarom spoor ik je aan, mijn beste Jacob, dit dolkje altijd bij de hand te houden. Het is weliswaar niet groot, maar de Achilles van Homerus of de Aeneas van Vergilius waren met hun door Vulcanus gesmede wapens niet beter uitgerust. Er is meer moed voor nodig tegen het kwaad te strijden dan tegen mensen en, zoals iemand zeer terecht opmerkt, ‘het machtigste wapen is innerlijke kracht,’Ga naar voetnoot3. omdat je met geen wapentuig de mens beter kunt beschermen dan met deugdzaamheid. Zeker, jij kunt van de uitgestrekte gebieden der rechtsgeleerdheid een overvloedige oogst binnenhalen, maar dit ene lapje grond kan je, als je het zorgzaam bebouwt, van alles voorzien. Je kunt er gewassen plukken met een krachtig sap waarmee je, dwars door allerlei monsters, het Gulden Vlies kunt bereiken. Nergens anders zul je de plant vinden - vermeld bij Homerus - die men molyGa naar voetnoot4. noemt, en die uiterst moeilijk te vinden is, maar een uitstekend tegengif is voor alle venijn van Circe. Hier kun je een takje van de laurier plukken, dat al je plannen doet slagen of de gouden takGa naar voetnoot5. waarmee je veilig zelfs de onderwereld kunt bezoeken. Hier verdeelt zich de goddelijke bron van schoonheid in vier beekjes; wie ervan drinkt wordt niet alleen welsprekend als Aonius,Ga naar voetnoot6. maar ook onsterfelijk; als je de ledematen van je geest af en toe in haar golven dompelt, zul je, als Achilles, onaantastbaar worden voor alle pijlen van het lot. Vaarwel. Parijs, 28 april [1498] |
|