De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 2. Brieven 142-297
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd151 Aan Jacob Batt
| |
[pagina 36]
| |
uit materieel voordeel en zal daarom ook daarmee niet verdwijnen. Wat het lot ons echter buiten onze schuld brengt, moeten we gelijkmatig en grootmoedig dragen. Ach, mochten de goden ons althans een goede gezondheid geven, dan zouden we zelf wel voor de rest kunnen zorgen. Maar mijn gezondheid, beste Batt, is nu nogal wankel. Het verbaast me dat de vrouwe, die vroeger zei dat zij zich jegens mij nooit als een vrouw zou gedragen, nu meer vrouw is dan ooit. Maar de noodzaak is een machtig wapen. Daarom moeten we er maar het zwijgen toe doen en ons aanpassen aan de omstandigheden. Wat de proostGa naar voetnoot1. betreft, ik heb eigenlijk altijd gedacht dat het hem slecht zou vergaan, maar we moeten maar kijken hoe het afloopt. Ik houd op, mijn Batt, over mijn lot te klagen, want ik heb opgehouden te hopen. Het enige waar ik me voor schaam, is dat het nieuws zich zo heeft verspreid en bij veel mensen - naar ik meen - een gevoel van afkeer heeft opgewekt. Jij, mijn vriend, zorg ervoor dat je weer beter wordt en denk in de eerste plaats aan jezelf. Je ziet immers hoe heftig het er aan een hof kan toegaan. Ik heb De officiis van Cicero geannoteerd en het boek wordt binnenkort gedrukt. Ik was van plan het op te dragen aan Adolf, maar ik zie daarvoor geen goede reden meer. Je moet Louis uit mijn naam zeggen dat ik hem zeer dankbaar zal zijn als hij de brieven die zich bij jou bevinden, zorgvuldig kopieert.Ga naar voetnoot2. Vaarwel, mijn beste en lieve Batt. Parijs, 5 april [1498] |
|