150 Aan Anton van Luxemburg
Parijs, 16 maart [1501]
Erasmus aan zijn vriend Anton van Luxemburg, gegroet
Vroeger mocht ik je al graag, mijn allerbeste Anton, omdat je zo'n vriendelijk mens bent en heel veel voor mij had gedaan; nu groet ik je ook als een geletterd man, zoals ik zojuist uit je brief heb opgemaakt. Denk vooral niet dat ik je vlei, want je eenvoudige en natuurlijke stijl heeft mij erg bekoord. Je uitdrukkingen zijn niet gezocht, maar sluiten perfect aan bij je gedachten; ze zijn gezond en goed gefundeerd en er zit niets bizars, gewrongens of geforceerds in, niets wat te karig is of te overvloedig.
Over Dismas het volgende: er bestaat bij VarroGa naar voetnoot1. en GelliusGa naar voetnoot2. een zeer oud spreekwoord: ‘Een slechte raad is heel slecht voor de raadgever’. Maar ik vertrouw erop dat wij allen blij zullen zijn met ons besluit; in de eerste plaats onze vriendelijke abt, jouw beschermheer en, als je het niet erg vindt, ook de mijne, omdat hij voor de zeer dierbare jongen het beste heeft besloten; ik, omdat ik die goede raad heb gegeven; jij, omdat je trouw en vriendschappelijk je best hebt gedaan; Dismas zelf, die mij al zijn grote dank heeft betuigd; en ten slotte Voecht, die eindelijk iemand heeft gekregen aan wie hij zijn geleerdheid kan overdragen en bij wie zijn inzet goed tot zijn recht komt. Hij is, geloof me, temidden van allen die de zon op deze aardbodem aanschouwt, van een unieke eerlijkheid en oprechtheid. Excuseer me bij de zeer eerwaarde abt, dat ik hem zo losjesweg geschreven heb. Spoor Batt aan zodat hij weer de echte Batt wordt, want dat is nu harder nodig dan ooit. Vaarwel Anton.
Parijs, 16 maart [1498]