De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 2. Brieven 142-297
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdErasmus aan proost Nicolaas van Bourgondië, gegroetIk ben zo op je gesteld dat iedere brief te kort is om mijn genegenheid tot uitdrukking te brengen; maar tegelijk heb ik het zo druk dat iedere brief, hoe kort ook, te lang is. De oude schrijvers noemden dichters en redenaars overdrachtelijk zwanen en, naar ik meen, niet ten onrechte, want even blank als de zwanen zijn door hun veren, zijn de dichters dat door de oprechtheid van hun karakter. Beiden zijn gewijd aan Apollo, beiden genieten intens van heldere stromen en vochtige weiden, beiden hebben een welluidende stem. Maar we zien dat zij tegenwoordig, en vooral onder onze vaderlandse luchten, verstomd zijn en zelfs bij het naderen van de dood geen geluid meer geven. De oorzaak is, denk ik, dat de zwaan volgens de kenners van de natuurGa naar voetnoot1. slechts zingt bij westenwind. Moet het ons dan verbazen dat alle zwanen tegenwoordig stom zijn, nu er zoveel noorden- en zuidenwind is, maar geen zachte westenwind? De Engelse noordenwind heeft mij althans, samen met mijn geld, zo compleet van mijn stem beroofd als een wolf die jou het eerste ziet,Ga naar voetnoot2. het niet beter had kunnen doen. Maar de westenwind blaast slechts bij het begin van de lente. Daarom, mijn zeer vriendelijke proost, als u de lente wilt zijn voor de vrouwe van Veere,Ga naar voetnoot3. mijn beschermster, en zij een koel briesje mijn kant uitblaast, zal ik op mijn beurt een zo welluidende | |
[pagina 21]
| |
zwaan worden voor u beiden dat het nageslacht het nog lang zal horen. Ik hoef dit raadsel verder niet uit te werken, nu ik schrijf voor Oedipus en niet voor Davus.Ga naar voetnoot4. Haast je slechts een tweede Batt voor mij te worden bij de vrouwe, zoals je me dat hebt beloofd. Vaarwel. Parijs, 26 januari [1497] |
|