De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 1. Brieven 1-141
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 300]
| |
141 Aan Greverade
| |
Erasmus aan advocaat Greverade, gegroetDierbare en zeer geëerde heer, u moet het niet toeschrijven aan brutaliteit dat ik, een onbekende, u lastig durf te vallen met een onverwachte brief, maar liever de grote welwillendheid, waarvan hij een uiting is, en het daaruit voortvloeiende vertrouwen, verwelkomen. Trouwens, voor mij bent u niet helemaal een onbekende, want Heinrich Northoff, de meest betrouwbare man ter wereld, heeft mij in onze vriendschappelijke gesprekken zo dikwijls uw geest, karakter en geleerdheid beschreven dat ik uw beeltenis voor me zie als ware die op paneel geschilderd. Als de bewondering, die een goed karakter en geleerdheid opwekken, genoeg kracht heeft om met banden van de diepste genegenheid mensen aan elkaar te binden die gescheiden worden door zeer grote afstand, waarom zou ik dan niet proberen een zo bescheiden, zo leergierige man, een zo oprecht bewonderaar van de schone letteren en bovendien nog bijna mijn buurman, op alle mogelijke manieren voor me te winnen? Ik wil dus graag vriendschap met u sluiten, maar ik wil dit niet doen op de gewone manier. De band tussen geleerden is een heilige zaak en moet bekrachtigd worden met een heilig onderpand. Wat dit onderpand inhoudt, zal ik in een paar woorden uiteenzetten. Al heel lang koester ik de vurige wens de brieven van Hieronymus te voorzien van een duidelijk commentaar. Een of andere god doet dat verlangen in mijn hart ontvlammen en drijft me zozeer dat ik durf te overwegen aan deze gigantische taak, waaraan niemand zich nog ooit heeft gewaagd, te beginnen. Wat me daartoe aanzet, is de goedheid van deze heilige man, die, naar ieders mening, van alle christenen de geleerdste en welsprekendste was en wiens geschriften verdienen overal en door iedereen bestudeerd en uit het hoofd geleerd te worden, terwijl nu maar weinig mensen zijn boeken lezen, nog minder ze bewonderen en maar een paar ze begrijpen. Grote God! In alle | |
[pagina 301]
| |
scholen worden mensen als Scotus, AlbertusGa naar voetnoot1. en nog dommere schrijvers luid aangeprezen, terwijl men zwijgt over Hieronymus, deze unieke, weergaloze strijder, commentator en sieraad van ons geloof, die men, als enige, over de hele wereld zou moeten bewonderen. Ik zie hierin een afschuwelijk onrecht: men verwaarloost Hieronymus juist om die redenen waarom hij dat het minst verdient. De welsprekendheid, die hij in dienst stelde van ons geloof, schaadt de schrijver. De diepzinnige geleerdheid, die hem zou moeten aanbevelen, stoot vele mensen af. Weinig mensen bewonderen hem, omdat maar weinig mensen hem begrijpen. Als men zo'n schrijver echter met waardige commentaren zou verhelderen, voorzie ik dat zijn roem, als in een nieuw licht, zo ver zal gaan stralen dat men hem overal, in scholen, in collegezalen, in kerken, thuis en in het openbaar, en in het privé zou gaan lezen en van buiten leren. Ik ben me ervan bewust dat ik een zware taak op me genomen heb. Hoeveel werk zal ik niet moeten verzetten om de fouten, die in de loop der eeuwen zijn teksten zijn binnengeslopen, uit te wissen? Wat heeft hij allemaal niet ontleend aan de Oudheid, aan de Griekse literatuur, aan de geschiedenis? En dan, wat een zeggingskracht, wat een welsprekendheid! Daarin laat hij niet alleen alle christelijke schrijvers ver achter zich, maar lijkt hij met Cicero zelf te wedijveren. Wat mij betreft, ik ben misschien bevooroordeeld jegens deze gewijde schrijver, maar als ik zijn stijl vergelijk met die van Cicero, dan is het net of ik iets mis bij deze vorst der welsprekendheid. Er is bij Hieronymus een even grote verscheidenheid, evenveel kracht in zijn overtuigingen, een even snelle afwisseling van argumenten. Deze kunst bloot te leggen in de geschriften van de redenaars is een moeilijke, maar zeer nuttige taak. Ik vertrouw erop dat ik dit kan doen, als de heilige zelf me een handje helpt. Dan zullen de mensen die de welsprekendheid van Hieronymus al bewonderden, moeten toegeven dat zij niet wisten dat hij zó welsprekend was. Ik zal gewetensvol alles voor Hieronymus doen wat er gedaan kan worden, met toegewijde aandacht, met mijn bescheiden geleerdheid en met dat beetje talent van me. Maar in een oorlog heeft men hulptroepen nodig en ik zie wel in dat ik voor deze belangrijke taak een leidsman en een beschermheer ontbeer. Ik moet een man hebben die voor deze taak het meest geschikt is. Niemand is daar beter voor uitgerust dan u, deels omdat Heinrich me dikwijls heeft verzekerd dat u voortdurend brandt van enthousiasme voor deze schrijver, deels omdat ik het erg prettig vind onze samenwerking en wederzijdse vriendschap te beginnen met deze sterke band. Vooruit, mijn dierbare man, reik me uw hand en gord u met mij aan voor deze prachtige taak. Hieronymus zelf zal op ons toezien en hij zal de strijders voor het werk dat hij met | |
[pagina 302]
| |
zoveel inspanning heeft gewrocht, begunstigen en onze heilige arbeid zal niet onbeloond blijven. Vaarwel. Parijs, 18 december U ziet dat ik zoveel vertrouwen heb in uw karakter dat ik niet aarzel u zomaar te schrijven, als aan een oude bekende. Het overige zult u horen van Augustijn Caminade, de brenger van deze brief. Hij is een geleerd man, een goede vriend en hij heeft met veel succes in Parijs college gegeven in wat men de humaniora noemt. Heet hem volgens uw gewoonte hartelijk welkom, want hij verdient ten zeerste uw genegenheid. Parijs [1499] |