De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 1. Brieven 1-141
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd120 Van Jacob Batt aan William Blount, lord Mountjoy
| |
Jacob Batt aan de edele jongeman William Mountjoy, gegroetIk heb vurig verlangd en uitgekeken naar de terugkeer van Erasmus, niet omdat ik hem u misgun, maar omdat ik zo mateloos op hem gesteld ben. Het was mij echter zeer droef te moede, toen hij mij zijn bittere tragedie vertelde, die ik allang had zien aankomen. Wat heb ik allemaal niet voor hem gevreesd? Hoeveel keren heb ik hem in mijn dromen niet nog ernstiger dingen zien overkomen? En juist toen ik vol angst over zijn lot zat na te denken, werd mij zijn brief overhandigd. Maar wat er ook gebeurd is, ik ben blij; ik ben blij, aller- | |
[pagina 248]
| |
vriendelijkste graaf, dat ik het zoete deel van mijn ziel, verminkt en gekwetst als het is, heb teruggekregen. Mijn liefde gaat evenwel niet zo ver, dat ik niet liever gezien had dat hij veilig bij u was gebleven dan dat hij zo beroofd, en beroofd op zo'n schandelijke manier, bij ons was teruggekeerd. Onsterfelijke God, kunnen zelfs de muzen en de letteren niet veilig zijn voor die harpijen? Toen Plato beschuldigd werd van een halsmisdaad, gaf het feit dat hij filosoof was hem toch enig aanzien bij de mensen van Aegina. Men leest dat zelfs het verschrikkelijke monster Phalaris jegens zijn dokter Pythagoras, de filosoof, en jegens Stesichorus, de dichter, de grootste vriendelijkheid en vrijgevigheid betrachtte. Maar wat hebben klachten achteraf voor zin in een hopeloze zaak? We moeten verdragen wat niet veranderd kan worden en daar niet op afgeven, vooral omdat ik het beschamend vind dat mijn geest gebroken zou zijn, terwijl hij zelf die ramp met ongebroken en onverschrokken geest draagt. O, wat is de filosofie, die hij altijd vereerd en geprezen heeft, toch een prachtige zaak! Ik had natuurlijk zijn verdriet moeten lenigen met troostrijke woorden, maar hij was het die mij lachend mijn tranen verweet en me beval goede moed te houden. Hij zei ook dat hij er helemaal geen spijt van had naar Engeland te zijn gegaan. Hij had dat geld verloren, maar niet zonder het grootste gewin, daar hij er dat soort vrienden had gekregen dat hij zelfs boven de rijkdommen van Croesus zou verkiezen. Zo hebben wij twee nachten doorgebracht. Goede God, met wat voor genegenheid heeft hij mij de vriendelijkheid van prior Richard, de geleerdheid van Colet, de mildheid van More in treffende bewoordingen voor ogen gesteld. Wat zou ik, als ik vrij was, die zo geleerde, zo rechtschapen mannen graag willen bezoeken. En u helemaal, beste Mountjoy, heeft hij zo afgeschilderd van top tot teen - zoals men zegt - dat, hoewel ik al eerder brandde van verlangen u te zien, mijn genegenheid voor u nu niet minder is dan die van Erasmus, die u toch meer bemint dan zijn eigen ogen. Hij neemt u niets kwalijk en heeft bij mij ook uw lot betreurd, omdat u zoveel voor hem hebt gedaan met zoveel kosten en zoveel werk. Toen hij tenslotte bij ons vertrok, heeft hij me keer op keer opgedragen u zo vaak mogelijk te schrijven. En hoewel ik enige aarzeling had dat te doen, vanwege uw geleerdheid en mijn onkunde, heb ik u toch deze brief geschreven, want ik wil mijn plicht niet verzaken. Als ik merk dat mijn schrijven u niet onwelkom is, zal ik het vaker doen. Och, mochten de goden de verwachting, die Erasmus mij al enigszins heeft voorgespiegeld, vervullen, zodat wij een beetje meer van uw nabijheid kunnen genieten.Ga naar voetnoot1. Voor de grote | |
[pagina 249]
| |
vriendelijkheid en welwillendheid die u jegens Erasmus hebt getoond, zal ik u altijd dankbaar blijven, zolang ik leef. Als iemand hem een dienst bewijst, vind ik dat ik die persoon meer verschuldigd ben dan als deze iets voor mijzelf doet. Ik vraag u de zeer edele Vrouwe, uw echtgenote, uw goede schoonvader en de overige familie het beste toe te wensen. Uit het kasteel Tournehem, 1499 |
|