De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 1. Brieven 1-141
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermd93 Aan Adolf van Veere
| |
Erasmus, kanunnik van de orde van de H. Augustinus, aan Adolf, prins van Veere, gegroetBij nadere beschouwing denk ik eigenlijk, beste Adolf, dat men het gebruik uit de Oudheid om koningen en keizers, zelfs in hun aanwezigheid, met lofredenen te prijzen, niet helemaal mag afdoen als een uitwas van vleierij en persoonsverheerlijking. Ik denk eerder dat, toen verstandige mannen met een uitmuntend inzicht in de aard der dingen en in de menselijke natuur, zagen dat alle hoop vervlogen was dat de koningen met hun trotse geest en met hun gevoelige oren degenen die hen met gezag vermaanden of met strengheid berispten nog zouden tolereren, zij de zeilen hebben gewend uit zorg voor het landsbelang en naar hetzelfde doel hebben gestreefd langs een | |
[pagina 193]
| |
meer verborgen weg. En zo hebben zij, in de vorm van een lofdicht, de vorsten als het ware een schilderij voorgehouden van de volmaakte prins, zodat zij zich konden meten aan een ideaalbeeld en in stilte voor zichzelf konden erkennen hoever zij nog afstonden van het beeld van de bezongen vorst en, zonder in verlegenheid te komen of zich beledigd te hoeven voelen, zouden leren waarin ze zich moesten verbeteren en naar welke deugden zij behoorden te streven. Voor hetzelfde doel pakte men het anders aan, zodat goede vorsten inzicht kregen in wat zij deden, de slechte in wat zij zouden moeten doen. De hemel, mijn dierbare Adolf, heeft jou echter zo overvloedig begunstigd met alles wat tot volmaaktheid kan leiden, dat jij alleen maar zult lijken te beantwoorden aan het lot dat God voor je bestemd heeft en aan de verwachtingen van je familie, als je in alles het hoogste zult presteren. Moet ik op de eerste plaats nog de wonderbaarlijke en zeldzame vrijgevigheid van het lot vermelden? Toen je nog nauwelijks was geboren, heeft het je, als het ware eigenhandig, neergezet op de hoogste plaats in de maatschappij. Het heeft je eerder voor die hoogste bestemming geboren laten worden dan je er naar toe gevoerd, ja, al voor je geboorte heeft het een beroemd vorst van je gemaakt. Het heeft je immers een stamboom geschonken, aan beide zijden befaamd door zeer illustere voorvaderen. Van vaderszijde stam je af van hertog Filips van Bourgondië,Ga naar voetnoot1. een held die je kunt vergelijken met wie dan ook uit de Oudheid; van moederszijde stam je af van de Bourbons,Ga naar voetnoot2. dat wil zeggen van de Franse koningen. Dan vermeld ik nog niet de bezittingen en de schitterende gebieden waarover je familie gezag uitoefent, zwijg ik over de verbintenissen van je beide zusters, die door hun huwelijk verbonden zijn met de meest vooraanstaande edelen van het land, feliciteer ik je nog niet met je zo vrome moeder, die jou met een zo ongelooflijke toewijding als het ware opnieuw heeft gebaard en meent dat zij niets tot leven heeft gebracht als zij het niet tot de volmaakte deugd brengt. Dan vermeld ik nog niet dat vele belangrijke hovelingen en onze beroemde vorst FilipsGa naar voetnoot3. zelf met elkaar wedijveren om jou, nog een jongen, met een door het lot bepaalde zorg en gunst te omringen, omdat zij alles van jouw grote gaven durven verwachten. En nu, nog een kind, ben je als het ware al het symbool van de dubbele luister van je Huis: te weten van de geest van je vader, die evenzeer uitmunt in de kunst van oorlog als van vrede, en van het karakter van je moeder, op wie het lot zelf, tot zijn verbazing, geen enkele greep lijkt te hebben. Terwijl je vader | |
[pagina 194]
| |
door prachtige wapenfeiten en ‘een onstuimige moed naar de hemel hierboven werd gevoerd,’Ga naar voetnoot4. heeft je moeder - een volstrekt uitzonderlijk voorbeeld - de kracht van de man weten te verenigen met haar vrouwzijn, een ongelooflijke zelfcontrole met de grootste luxe die de fortuin, niet haar smaak, haar heeft opgelegd, een bescheidenheid en een bijna meer dan volkse vriendelijkheid met haar hoge adeldom en haar verheven rang; kortom, om het in één woord samen te vatten, zij heeft Christus weten te verzoenen met het hof. En zo, Adolf, doe je denken aan je beide ouders, de onoverwinnelijke vorst en die buitengewoon vrome en bescheiden vrouw, en wek je de verwachting te worden gegrepen door de studies van Mars zonder daarmee terug te deinzen je tijd te besteden aan de muzen en de letteren. Wat ons vooral in onze verwachtingen staaft, afgezien van de goedheid van je karakter, is het feit dat je thuis op beide gebieden uitstekende leraren hebt: voor krijgszaken je grootvader, die alles heeft wat men van een sterk leider mag vragen; voor de filosofie en, als ik het zo mag zeggen, voor de muziek van Plato, Jacob Batt, een man, grote God, met wat voor een zeldzame geleerdheid, wat voor volmaakte integriteit van leven, wat voor een buitengewone welsprekendheid! Zoals, bij Homerus, Phoenix leraar was van Achilles, toen die nog een kind was en bijna een kleuter, ‘om hem al deze dingen te leren en zowel kundig in het spreken te doen zijn als een man van daden,’Ga naar voetnoot5. zo nam Batt de vorming van je kinderjaren op zich, toen je nog nauwelijks van de moederborst was genomen. Hij deelde de taak je op te voeden met de voedsters. Zij verzorgden je kleine lichaam, hij vormde je geest. En dat natuurlijk onder het wakend oog van je moeder, die, bijna tegelijk met de melk, de prachtige stellingen van de wijzen in je tedere oren liet druppen en die de balsem van de filosofie goot in de prille schelp van je geest, zodat deze voor de rest van je leven er de geur van zou verspreiden; die nooit zou dulden dat je kindertaaltje werd bezoedeld met valse akkoorden, maar die deze zou bevloeien met het zuiverste sap van de muzen; die met vriendelijke voorschriften dit kinderlijk gemoed, dat nog kneedbaar was en bereid iedere regel te volgen, zou vormen. Als een dergelijke opvoeding, hoe schitterend ook, wordt besteed aan een persoon van nederige afkomst, dan wordt zij in zekere mate verduisterd of bewolkt, als het ware, door de onbeduidendheid van zijn ouders; bij mensen als jij hebben ook middelmatige werken een buitengewone glans, omdat de geleerdheid de fortuin en omgekeerd de fortuin de geleerdheid doet uitkomen. En zo schijnen de letteren zelf in mijn ogen zich vol vreugde te gedragen en meen ik de muzen op de Helicon te zien die elkaar feliciteren en jou, | |
[pagina 195]
| |
hun zoetste leerling, aan de borst drukken, kussen, omhelzen, terwijl jij je pen over het papier laat glijden met je gelukkige vingertjes, terwijl je, met een nog haperende en aarzelende tong de woorden van het Grieks, zowel als van het Latijn overdenkt, terwijl je met je knappe en edele gezicht en lieve stemmetje nu al een hele redevoering niet alleen vrij uitspreekt, maar zelfs naar maat moduleert. Om te zorgen dat je voortgaat met wat je zo goed bent begonnen, Adolf, zal ik steeds weer opnieuw het woord van Homerus in je oren laten klinken. Waarom niet in het Grieks, nu je je daar al mee bezighoudt? ‘Wees vastberaden, mijn vriend! Ik zie u zo groot en heerlijk!/Dat men ook onder de later-geborenen goed van u spreke!Ga naar voetnoot6. En omdat, zoals ik al vaak gezegd heb, alle voorwaarden in jou, ‘die de stroom en de wind voortdrijven,’Ga naar voetnoot7. aanwezig zijn om tot volmaaktheid te komen, maak dat ook dit woord van de dichter bewaarheid wordt: ‘De wind en de stuurman geven richting aan het schip.’Ga naar voetnoot8. Als je dat zult doen, heb ik er het volste vertrouwen in dat jij, door je literaire gaven, voor je geslacht, voor je vaderland en voor je familie een sieraad en steun zult zijn, zoals je dat door je fortuin voor de letteren zult zijn. Tenslotte nog dit: ik zou willen dat deze overtuiging in het diepste van je ziel gegrift staat, dat niets de edelen en hooggeborenen zo past als godvruchtigheid. Dat zeg ik niet zomaar. Ik heb bemerkt dat er aan de hoven mensen zijn die durven denken en zich niet schamen het te zeggen, dat de leer van Christus in niets de vooraanstaanden aangaat, maar overgelaten moet worden aan priesters en monniken. Voor de verderfelijke bezweringen van deze mensen moet je je oren dichtstoppen en de weg volgen waarheen je moeder, waarheen Batt je roept. Om te bevorderen dat je nu al begint, tegelijk met de beginselen van de literatuur, Christus in je op te nemen, stuur ik je enige gebeden die ik heb geschreven op verzoek van je moeder, op aansporing van Batt, maar bestemd voor jou. Daarom heb ik de stijl van de gebeden enigszins aangepast aan jouw leeftijd. Als je er aandachtig van gebruikmaakt, zul je je taal verbeteren en tegelijkertijd die schietgebedjes waar de mensen van het hof dol op zijn en die niet alleen vol onwetendheid zitten, maar ook vol bijgeloof, verachten. Vaarwel. Parijs, in het jaar 1498 na Christus' geboorte |
|