De kroniek van Abel Eppens tho Equart
(1911)–Abel Eppens tho Equart– Auteursrecht onbekend[1575]Anno 1575 umtrent Januarij wort daer een hoepe gemaket, woe dat die Keyser und het Rijck een vredehandel wolden anstellen, daer uth alle provintien die stadtholders to hove umme verscreven sint worden. Dan neit sekers in dre maent hebben vernemen mogenGa naar voetnoot4). Overst als die raedt ontslotenGa naar voetnoot5), weder to Gronnigen quemen die gesanden, ysGa naar voetnoot6) wol tom eersten den 28 Aprilis den stadt Gronnigen weder anpresentiert die slotelen van der stadt porten und die Landtscap voele belovet. Woe doch under hoer beide corperen nene vrede gemaket und | |
[pagina 219]
| |
holden muchte worden, soe die stadt Gronnigen myt nene vestenisseGa naar voetnoot1) bedwongen worde, und doch die menunge weren, dat landt in een slaverije to dwingen und holden, welcke die Landtscap niet konde keeren sonder middel van ener overheere in Gronnigen tegens den gyldenGa naar voetnoot2). Daeromme tot des Stadts und Landts bescherminge und vrijheit solden die beiden tsamen raeden, dat hoere lansheer een vestenisse gelecht muchte worden in Gronnigen voer hoer sulven und in dusse periculose uproersche tijden, und eysschedeGa naar voetnoot3) daer tom eersten thoe twintich duysent gulden. Overst die Landtscap, dit alles niet wol lettende willen, hebben sulckes tom diel wol mogen lijden und guedt befunden, dat het kasteel reede angelecht weere; want men ock neit eendrachtich in die Landen weren, dat die ene doch boven den ander regeren wolde und den pawschen gunstich weren, und die rechtunge niet seer erenstlicken bedenet worden, verhoepende, dat men alsdan eendrachtyger und erenstlicken regeren solden onder soedanigen konick, die die hoechste monarcha geacht worden in die Christenheit, und doch nu neit gelettet muchte worden, woe men des dan willyger inleteden, woe beter wesen solde. Die overicheit und meente van Gronnigen, hoewol summygen mede consentiereden, hefft daertegens protestiert und interdicert, dat tegensGa naar margenoot+ hoere vrijheit were, tegens die tractaten van den keyser Carolo V in sijn huldingeGa naar voetnoot4) und des Konicks zijne anneminge weere, daer acta van makende den 8 Junij anno 75. Dan alles voergeves, want alhier was Stadt und | |
[pagina 220]
| |
Landen ock gescheiden durch conniventiaGa naar voetnoot1). Daeromme den Raedt und Borgemesteren die soldaten to huyse ingelecht und doen voele dingen muetwillicken. Daetlicken worden alle bynnepoerten, die in die olde mueren voergeves doch noch stonden, allenhalven in Oesterstrate, Heerstrate, affgebroken und na het castiel die steen gevueretGa naar voetnoot2). Als sick die meente seer onduldich meer myt woerden dan myt weercken stelde, want sie doch seer overweldyget weren und die overicheit seer gedrouwet worde, hoewol sie to hove hoer verschuldygen deden, synt neit gehoert worden, noch dat werck staen gebleven. Dan aldereerst soedanige plaetsen und vestenisse gemaket, die tot venckenisse eerst denende, dat en yder nu begunde to vreesen und worden indachtich, dat sie die Hoechduyssche knechten all to rijpGa naar voetnoot3) hadden ingelaten und dat dit nene bescherminge der overicheit solde sijn dan een bedwanck. Und wes sie voer het Evangelio neit dachten to lijden, musten sie rede dragen om des Pauwsdoem halven. Jae, die Gronnigers, hoere vrijheit mysbruckende, sindt tot dartenheit tom laesten geraeken, dat alnoch getwivelt wordt, woe die polytie to Gronnigen am besten bestellet sal koenen worden, daer die gemene hoveden boven hoeren overicheit herschen will und vaken herschet hefft und nu ock hoere besettinghe van wegen die gemene ingenomen hadden tegens des overicheit wille und recht und daeromme die predicatie aff hebben moten stellen und verlaeten, soe voer gesecht ys. In dusse | |
[pagina 221]
| |
yaere 75 van Midvasten tot September sindt to Embden storven 11336Ga naar voetnoot1) personen myt alle predigersGa naar voetnoot2). Die Prince overst wordt onder dusse tijdt den 1 Junij van Embden uth den Pals sijn bruyt, een hartochynne uth Franricke van den huyse van Borboen, gevuert, welckes vader, want he stedes den religioen der reformierdenGa naar margenoot+ vijant, ys dusse van den vader verweken und in Pals onderholden worden, totdāt sie 26 yaeren worde olt geachtGa naar voetnoot3). Waermede die Prince noch meer beholden sijn heerlicheiden in Franrijck noch meer befrundet ys worden. Under des was die hartoch van AlvaGa naar voetnoot4) sick stellende um Zurckze to betreitrenGa naar voetnoot5) und an to vallen, welcke he erovert hefft, sick daerna dat fortuyn der Spangern begunt to wenden, als offte het nu up het hoechste gecomen weer, want sick die Staten besorgeden voer den Spangerden sulven, soe wol als die Reformierden. |
|