De kroniek van Abel Eppens tho Equart
(1911)–Abel Eppens tho Equart– Auteursrecht onbekend[1569]Und up den 7 dach Februarii sint daer sees vendelen Walen voer den Hoechduysschen weder in Gronnigen ingetogen, daer Casper de Robeles corneel, een Spanger, over wasGa naar voetnoot1). Und hoewol dat die winter seer kolt und bitter was, hebben dusse hoeren antocht und afftocht moten nemen, hoewol niet heel betaelt. Und die Waelen seer naeckent und bloet anquemen und daetlicken noch wreder myt den huysman handeleden als myt die van Gronnigen. Und up Woltersum treckende tot den Ziel solden leggen und Equerder galgeGa naar voetnoot2) niet onangevochten wolde blijven laten. Bynnen Gronnigen wort daetlicken gelottet, dat die raedt neit solde gecoren worden up S. Peters dachGa naar voetnoot3), want voele voer suspect geacht worden und het hoeff sulven haer raedt daer hebben wolde. Daertho hefft die Bisscop ock binnen Gronnigen bewesen, wat sijn beveel solde sijn, want die suster van salige Lucas Clant in LeermsumGa naar voetnoot4), sonder bichten und berichten verstorven, hefft moeten dorch voele voerbiddens nochtans allene myt vijfftich gulden to kercken gebrocht mogen worden offte solde moten up die muermandeGa naar voetnoot5) gelecht worden, dat welcke en ijder en grouwel maket hefft. Alsoe hebben die geeste- | |
[pagina 205]
| |
licken ock een halff yaer rente den Bisscop moten geven voer sijne blijde ancompst. Als die Waelen nu seer superstiosi sick hilden um den vasten tholden, ys die ene offte ander myt hoen und wederwille uth sijn huys getogen und seer tribuliert worden um den borgeren vriheit. Die Wittewyrummer meygeren worden van den Bisscop daetlicken in hueren verhoeget und moiten een yaer huer erleggen und betalen, daer het Landtscap doch seer myt scattinge und scanzen meer beswaert worde. Ock stellet die Bisscop een vremde rentemester, die alle die huysen in Wittewyrum dede affbreken und vercoepen, daer ock groet gelt van gemaket ys in corten tijden, want en yder seer geerne die steen und holt anhaelde.Ga naar margenoot+ Und wort dat cloester Witwerum bynnen corten tidt heel verneelt und uthgeroedet. Want he heele huysen uth Wittewirum upbreckende to Gronnygen upbouwede tot een bisscophoff, daer des tijdes die Fratermuneken, bij S. Mertenskerckhoff wonende, uthgesettet synnenGa naar voetnoot1). Und up alle sijne timmeringe hefft die bisscop seer arroganter gescriven: confortare. Ock in die geestelicke saeken hefft die Bisscop seer doende west. Tom eersten, dat he alle dode lichamen up kerckhoven begraven expierierde myt wijewater und lange exorcismisGa naar voetnoot2). Item dede kercke weder wijen und altaren conscreren, daer die pastoren Duyssche psalmen gesongen und belden uthbroken hadden offte krijsluyden in kercken offte up hoven gelegen hadden, und dat voer gelt van 50, 60 eder 100 gulden eder daleren sonder sijne scaden. Daertho gebodt he, dat alle kercken solden und musten myt belden, scilderinge und andere materie versieret und reformiert worden, indem dat daer soe geldent was. Ock ersochte he voele ongedoepte kinderen tot der doepe und den Wederdoeperen myt gelt sitten laten als vervallende broekenGa naar voetnoot3). | |
[pagina 206]
| |
Alle yaeren worden die geestelicken twemael tom zeent to Gronnigen verscreven und instigiert und bedwongen tot vorscreven Tridensche hillyge concilium. Nichtes worde van Goedes wordt gedacht. Daerna dede die Bisscop alle yaren sulven visitatie der kercke over altaren, belden, mysklederen, mysboeken, wijewater und sijne tobehoer, vendelen, keersen, item wemenGa naar voetnoot1), pastoren die vrouwen to versaeken und to verlaten bedwingende, und den ongehoersamen myt gelt affnemende straffende. Summa, alles wes die commissarien und offitieren plegen twaeren, dede die Biscop up neerstelicke bevorderen, dat binnen corten dat ganse pawsdoem wederomme upgestalt, gestarcket und geoeffent worde van alle pastoren, nimant uthgenomenGa naar voetnoot2)Ga naar margenoot+. Alsoe balde was Evangelissche predicatie wederomme van pastoren verlaten und verlochent und die besten makeden suckes alles tot vrije dingen, offte sie Godt und sijn worden dan den duvel und sijn leer becrefftigeden, deden myssen voer hen, hulpen kercken, altaren, belden to consecreren und alle exorsismos to starcken, uth vreden allene, want die overicheit wolde sulckes hebben. Und sie konden des neit keren, dan wolden wijff und kinderen neit verlaten. Und dit alles is up het scarpste gedreven, dat men ock scryfftelicken bevorderden van die pastoren up alle zeendtdagen, wel in de caspelen niet bicht, de sacrament ginckGa naar voetnoot3) up die 4 tijden, die over die 12 yaeren weren. Und hefft sick alnoch verclaert, dat he sijne commissie noch neit int werck stellede, he were neit bloetgyrich, dan wolde lever geltgyrich sijnGa naar voetnoot4). Und wes die Bisscop niet sulven berichten hefft koenen, hefft he oc anderen tot sijne dienst | |
[pagina 207]
| |
angenomen, D. Johan Elts, pastor to S. MertenGa naar voetnoot1), Cornelius KempisGa naar voetnoot2), Johan Crijte to WesterwijtwertGa naar voetnoot3) van alle luyden geacht die listygesteden. Waerto ock seer dienstlicken binnen west sommyge lichtveerdige pastoren, die den anderen androgenGa naar voetnoot4), welcke sick niet in alles gelickformich makeden. In die wertlicke renten und hueren to vorderen is die olde abts Cornelius HarmannusGa naar voetnoot5) een vuller procurator gestalt in het hele capittel. Ick swijge noch wat licentiaten van LovenGa naar voetnoot6) in bedenunge gestalt synnen west um sijn bishushoff to bedenen. Overst umtrent PalmGa naar voetnoot7) worden daer commissarii to Gronnigen und doer Landt gesonden uth den hove, der aller verweekenen und Evangelisschen guederen hebben bescreven und eerstelicken II borgeren, die om dachhuer in die Broderclosterkercke gearbeidet hadden offte daermede bij gewest weren, gevangenen, under welcker ener besunder west ys een fijn borger, Wesvressche scoenmakerGa naar voetnoot8); hoewol dat daer wol 73 personen guederen bescrevenGa naar margenoot+ worden und summygen bisheer vertoneden, dat dusse tegenwordige noet hoer begrepen hefft. Ock alsoe int landt, dat Johan in den Ham, Tamme in den Ham, | |
[pagina 208]
| |
Tyasse HaensGa naar voetnoot1) ock hoer egene bescrivinge hebben angesien, dan daerna van den lutenant Mepsche verdreven sint. Und alsoe ys gedaen umtrent Mey in Wynsum, Beem myt den pastoer Clant, Loppersum, Dam mijnen swager Sebastiaen Wabbens, rychter ten DamGa naar voetnoot2), allene daeromme, want he myt den grave Lodewick seer familiaer west were. Hoewol dat dusse process tegens Stadts und Landts landrechten gebrucket worde van vorscreven commissarien, is daer van die overicheit um vorscreven gevangenen to hove solicitiert, dan vergeves. Want sie neit allene besitten blijven dan, soe sommigen tot 4 personen neit uthgebroken hadden up PinxterenavondGa naar voetnoot3), tsamen onthovet worden. Und aller verwekenenen namen und guederen worden vor fisco affgeleesen. Um dusse tijdt was daer een seer droge sommer in Vreslant, tot grote elende van menschen und vee. Overst alsoe ock to Loppersum die redger Imele van LotteringGa naar voetnoot4) tastet daer ock an die Wederdoperen um hoer het gudt to beroven; als ener myt namen Frans ScoerGa naar voetnoot5), inwoner aldaer, want he mede besculdiget worde west thebben in Loppersummer kercke und wort ock van den Dam na Gronnigen den 11 Junij gevueret, want he een konicklijcke verbande weere, soe muste he ock voer Konicks overicheit staen. Onder des wordt daer ock ener vende- | |
[pagina 209]
| |
lickerGa naar voetnoot1) uth Lodewick vortoch gevangen, myt namen Hacfort, den 13 Junij onthoevet, dan myt een standafftige gemoet. Alsoe ock die vorscreven scoenmaker uth Westerlandt wordt ock gehangen, umdat he, bij gevalle to Broren in den kerckeGa naar voetnoot2) staende, myt een stock dat crucifix affgestot hadde int reformieren des kerckes. Den 15 Junij worden dre van die arbeiders uth die kercke ock onthovet, umdat si daer gefloretGa naar voetnoot3) hadden, howol dat sie van den stadt beloenet weren. Myt dusse vreetheit worde Stadt und Landen heel verslagen und trecken tsamen voele uth Stadt und Landen. Onder allen ys die vorscreven Frans Scoer vrij gebeeden, want he ock tom ordel gestalt worden, want he een predickkant geharbergetGa naar margenoot+ hadde in Loppersum. Vort den 21 Junij worden noch tymmerman myt ener meer, die die bancken gemaket hadden, ock onthovet. Dit ys alles gesceden, dat die bisscop Johan Knijff to hove was und die commissariën na Westerlant reyseden, daer Cornelis KempisGa naar voetnoot4) publicus advocatus fisci togestalt und Jochum UbbensGa naar voetnoot5) bloetraedt over gestalt ys west, boven alle ordentlicke overicheits todoent. Die Bisscop overst, updat he ock niet voergeves sijn ampt bewijsede in dusse verslagene gemoit, trecket he om tot alle commissariscappen der Ommelanden, um die kerckhoven to bewijen. Daeromme corte dagen na S. JacobGa naar voetnoot6) to Loppersum van alle die nabueren und ingesetenen, pastoren ontfangen myt grote processen, die stortingeGa naar voetnoot7) | |
[pagina 210]
| |
bij den toren wijende, ock alle altaeren, bilden und kercke to Loppersum wederomme hillygeden, daer sick nemant der pastoren absentiert hebben, dan tsamen in hoere staet myt witte klederen mede gedienet in tegenwordicheit des Lutenandt. Und alsoe ys doer hele landt, ten Dam und anders gedaen und dat sonder sijne scade alles, want all om gelt tdoen was. Ock wolde diesulvyge niet affwesen van die wertlicke regerunge. Daeromme, want dat hoechste scepperscap van Delffziel to Wittewirum valt, hefft die Bisscop sick ock dusse naem und dignitiet beholden und veregent als overste scepper van DelffzielGa naar voetnoot1) und sijn eerste statie gedaen up dage Petri ad VinculaGa naar voetnoot2), als een solenkelicke dach van upsicht, und aldaer van alle scepperen ontfangen und to Fermsum bij Jacob RipperdaGa naar voetnoot3) tho gaste genomen. Woe ock aldaer myt den pastoer gehandelt sij, dat hem sijne boecken opentlicken synnen affgenomen und verbrant worden und daeromme uth sijn leen gesettet, dan al nu wederom verbeeden ys worden, und sijn voerige doem hefft verlaten moeten und den anderen alle tot een exempel. Als nu die Bisscop alsoe to lande dominierde und datGa naar margenoot+ besedt to Gronnigen allene alle gewalt inhadde, hefft sick Bartelt Entens, als een overster ter zee van wegen des princen van Iraniën, ock um Vreslandt heer up den Emse den heele sommer lanck erholden und den invaert und scipvart, jae alle coephandel seer lettende, leggen hoere sceppen voer den Delffziel und drouwen althalven den invall. Daermede sie dat kloester GrijsemonnekenGa naar voetnoot4) verbrannen und uthplunderen und maken den huysman | |
[pagina 211]
| |
grote moyte, arbeit und kosten myt waecken an die dijcken en scanzen und die soldaten to onderholden und hulpelicken to wesen myt peerden und wagen. Sonderling den, die an den dijck wonenden, want doch bisheer die meente van kaspelen in nene wachten belastiget weren west und besettinge hadden angenomen, dan allene dat die scattinge nu des yaers vier offt vijff dubbelt upbrocht worden. Um dusse scade van Entens gedaen hefft sick die corneel Casper de Robeles myt een diel sijner Walen und myt groff geschut na den Dam to den Ziel uthgemaket up schutten gestaltGa naar voetnoot1), daerto alle scepen dwingende und sulven ener onwilliger myt lonten to Dam an de grote brugge hangende, und tom diel up het overGa naar voetnoot2) gefueret um die orlichscepen to besceten. Dan vorgeves. Want Entens yn dem Emse wijkende, hebben niet mogen vervolget worden. Daeromme dat geschut umtrent MidwinterGa naar voetnoot3), als benae dre dagen gevroeren hadde, nae Gronnigen wedergevueret durch hulpe und arbeit der kaspelen, die het ijsz breken musten. Und Entens hefft sijn scepen an NesterlandtGa naar voetnoot4) upgelecht myt sijn crijsluyden, waertegens die besettinge ock te lande to ReideGa naar voetnoot5) bestalt ys worden und underholden, alsoe dat die huysluyden daer stedes die wach(t) musten waernemen myt die soldaten den winter lanck. Under dusse tijdt verliesen die oerlichscepen eener hoerer jachten myt 10 roeren und worden twe gevanckelicken van den KnockGa naar voetnoot6) angehaelet. Daer ene daetlicken up den Ziel ys gehangen worden und die ander, uth onse dorpe Wirdum geboertich, myt name Ipe Eltkens die wert to Wirdum, want he Lodewick mede | |
[pagina 212]
| |
gedienet hadde, und nochtans sick gerne weder na het landt begeven wolde, muchte nene genade van denGa naar margenoot+ Lutenandt, Biscop offte Cornel erlangen, want die lutenandt Mepsche seer up hem vergrammet was, ys bij Equerder tylGa naar voetnoot1) ock umtrent savents to 4 uren uth den Dam gebrocht, in nemants bijwesent hengericht worden an die Equerder galgeGa naar voetnoot2) tot een grote verscrickunge der inlandtschen. Want ock die syndicus Peter van ZielGa naar voetnoot3) van den van Wyrdum niet hoeren noch raeden wolde, dat men voer hem solde offte muchte supplieeren; want men die alle wol suspect holden und daeromme vorgeves weder to huys getogen bynnen. Alsoe dat Loppersum und Wirdum des nachtes tvoren vermaent worden die kerckenledderen bij den galge to bestellen, dat nemant hefft geweigert und mij als wedman des tides angescreven ysGa naar voetnoot4) worden, welckes ys gescheden up den 19 Novembris, alleherGa naar voetnoot5) die Waelen weder affgesonden hoeren geschut na Gronnigen. Overst durch der huysluyden wach(t) ys het plunderen der oerlichscepen gelettet worden und het hoerenGa naar voetnoot6) bewaeret. Want die vrijbuyters to lande begrepen worden, daer SulverschoeckGa naar voetnoot7) myt sijn soen gevangen ys, die van OlingeGa naar voetnoot8) en buyt gehaelet int Oltampt ys begrepen und vor Gronnigen gehangen wordenGa naar voetnoot9). |
|