De kroniek van Abel Eppens tho Equart
(1911)–Abel Eppens tho Equart– Auteursrecht onbekendVan die belenunghe der pastoerscappen in Nederlandt.31 Cap.Wij achten ock neit sonder reeden twesen, dat alle die besorgunghe van pastorien offte parochien der kercken in ider styfft solen uthgedielt worden dorch den bisscop vanGa naar margenoot+ ider plaetse offte styffts, nochtans onder sulcken moderatie, dat nener bisscop sal gheorlofft wesen emandt to belenen sodanigen parochien offte kercken, offte he sal eerst wesen onderfraget up concilium van TrentGa naar voetnoot3) und dan bevonden bequaem twesen van den paestoersche sorge tdragen, van die olderingen twe doctoren in der theologiae und enen canonist als canoniken des hoeffkerckes, soedath die Koninclicke Catolicke Majestaet bereidt ys, sijn recht van lenen | |
[pagina 25]
| |
to vergeven to ontwicken, waer myt he voele dergelicke kercken overgyfft, soe ock die andere collatoren und ock ju Pawstlicke Hillicheit van hoer recht affstaen. Soe overst tswaer schijnet twesen dat recht van lenen to vergeven anderen tbenemen, laet het sijn ten mynsten tot des kercken besten offte meer nothwendicheits gesloten, dat nemant, myt wat kercke he belenet wordt in dusse provintyen van Nederlant, worde togelaten tot enige besorgede benefitium, offte he sij tvoeren ondersocht und bequaem betonden dorch den voergenoemde heren theologanten und den canonisten, hetsie he tvoren tom hoegsten hebbe belovet, dat he persoenlicken in die plaetse des parochiaschen kerckes will overblijvenGa naar voetnoot1). |
|