De kroniek van Abel Eppens tho Equart
(1911)–Abel Eppens tho Equart– Auteursrecht onbekendGa naar margenoot+ Van der inquisitoren tyrannie, als sie seggen disciplin.Disciplina, offte gewisse regel des menschen levendts, ys een heerlick dinck und die naem ys weerdelicken | |
[pagina 7]
| |
tprisen, want het respectiert guede gesettenGa naar voetnoot1) und waere gerichten. Overst die inquisitoren van Spannien gebrucken in dersulviger Godes ordinantien nichtes anders als vuer, galgen, raeden, sweerden, den overicheit tot horen dienst dwingende. Sulcken wretheit ys daer niet gewest bys van den yaere 1517Ga naar voetnoot2), als Lutherus den pawstdoem aldereerst hefft bestreden und reformiert. Waerna niet weiniger dan dremael hondert duysent menschen van der Lovaniensche theologen und bedelmonniken hen und weder myt tyrannie ummegebracht synnenGa naar voetnoot3), welcker kinderen van hoer vaderlicke guederen, eherlicke arffnisse uthgestot, nadat sie in vremde landen ballingscap, armoet und vernederunge niet hebben konen uthdulden. In wat versaecheitGa naar voetnoot4) und tot wat noderichtGa naar voetnoot5) eindt sie neit verstot, und wel solt alles konnen seggenGa naar voetnoot6). Sulcken verstoltunghe und dusse macht hebben hoerGa naar voetnoot7) ghegeven offte gemaket des Caroli V placaten, die alle bittericheit | |
[pagina 8]
| |
in sick hebben, dan nochtans meest um der secten uproeren to betemmen, dan to hoerer vleesschungheGa naar voetnoot1), myt welcken dusse alderwredeste mo(r)denaers nu ganslicken vijftich yaren lanck, bys tot dussen droeffelicken ansiendt, het ganse gemene beste hebben verwoestet. Van welckeren soe wreden verkeertheit, soe emandt noch niet genoechsaem verstandicht is, die doe nu sijn ogen open over dusse tegenwordige spectaculen und exempelen, die nu anno 1568Ga naar voetnoot2) over gansen Nederlandt alle dagen worden bedreven, want updat sieGa naar voetnoot3) des overicheitsGa naar voetnoot4) slappicheit, welcken sie stedes beschuldigeden in het ommebrengentGa naar voetnoot5), muchten vervullen, hebben sie liever tot het geselscap der Moeren vlesschunghe uth veere landen an den Saracenen anslueten willen und overblijfselGa naar voetnoot6), tweten den inquisitie, sick holden und dragen, dan dem evangelissche leer enige plaetse gunnen undGa naar margenoot+ inlaten. Welcke inquisitie, soe sie neit older ys dan Bethico belloeffGa naar voetnoot7) sal sie na den inholt van historien, und ock soe in menschen memorie becandt, eerst van Ferdinando und Elisabetha koniginne van Arragonien ingestalt sijn anno 1492Ga naar voetnoot8), nadat befunden worde dat het Joedtsche und Saracenische volck, soe uth Africa lange | |
[pagina 9]
| |
yaren tvoeren hier in Spanien hadde regniert, daerna bedwongen, opentlicken sick in het ansiendt voer Christenen stelleden und diesulvige godesdiensten hilden. Dan int hemelicken spraken sie qualicken van Christo und blasphemierden Godt. Daer die Dominicaner moneken destijdes boven die anderen sick vermeteden myt predygen und de waerheit verde(de)gende, dat sie den princen und overicheiden myt hypocriteris bedoredenGa naar voetnoot1), sulcken macht an sick getogen hebben, und tot tyrannie gebrucket, orlogen, slagen, morden anrichtende und daeromme affgesettet, an den Pawschen und juristen ys gecomen, und sulcken placaet gestalt, dat nene theologus noch monnick sick up der inquisitueren stoel solde weder setten. Soe holden sick dussen nochtans alsoe in Konick(s) haven, dat sie niet meer dan een bloten naem den overicheit nalaten, allenthalven myt canonistis bewaeret, ock edelingen und den bedelmonneken, den sie nene autoriteit tostaen, noch reden geven willen, dat ock um hoer onerfarenheit nener uth Löven darbij holden wolde, soe vake als men tot blodige uthvaert in Nederlandt solden reysen, und nu na 43 yaren lanck gepleget hebben. Dat ock die canonistae den RuardoGa naar voetnoot2) uth Trident comende und sulcke inquisitoren RonsiisGa naar voetnoot3), SonniisGa naar voetnoot4), CastrensibusGa naar voetnoot5), CniphiisGa naar voetnoot6), DamanisGa naar voetnoot7), GoudanisGa naar voetnoot8) sijn scandelicken | |
[pagina 10]
| |
dienst beveleden, tot haeres scoles van Loven grotste scande gedaen worde, want dusse des CaraffiGa naar voetnoot1) bevel annemende und ock uthbiedendeGa naar voetnoot2), hebben myt den gesworen hoeffschen den herscapie thebben onderstaen und geromet vercregen. Daer Carolus und Ferdinandus twe konigen uth Vranrick in concilio van Trent opentlick tegens protestierden myt den KeyzerGa naar voetnoot3). Soe opentlicken van steden, landen Goedes wordt geleert und uthgelecht worde. Die meente soe ongunstig tegens sulcker inquisitorenGa naar margenoot+ befunden worde, dat sie niet myt vrijheit ergens reysen konden, und up rijckdagen gespreck geholden worde, haer versoeck affgeslagen bys tot colloquium to Wormes, alwaer sie niet komen dorsten und Carolus V to Roem und Trident sulven protestierde, dat die Pawsche handel hem mishagedeGa naar voetnoot4). Derhalven o gij boels, o gij verdarvers van regementenGa naar voetnoot5), gij solden nene toganck hebben tot der konigen oeren. Soe die hoeffsche | |
[pagina 11]
| |
jurystenGa naar voetnoot1) niet mede tom roef hadden conspiriert, heu! woe scadelicken sindt dussen over ganse Europam den princen und alle volckeren. Men spreekt dyt neit tegens des rechts hillige wisheit, welke alle regementen niet weiniger nodiger ys als die sunne die werelt. Dan dat moet men opentlicken erkennen, dat het drachgelicker weer, dat het heele slumpeGa naar voetnoot2) der gesetten myt hoer glossen und den stanck van uthleggunghe mijt een enich vuer in der ewicheit worde to niete gedaen, dan dat alsoe die konige dorch enigen onhuyrige grijfratenGa naar voetnoot3) listicheit meer dan tot kundicheit geholden worden, updat sie des tvrijer onder den persoen van grote princen den adel tom spot holden; steden und landen tom gewyn, het volck tom roeff. Alsoedanige gelegenheit hebben sie gehadt bij den konick Philippum, na Caroli V doet '58 20 SeptembrisGa naar voetnoot4), daer aldinck den mispaepsche bedroech gelick was, als dat he niet seer olt wasGa naar voetnoot5), een slappe verstandt, dat sacht was, soerchlosich, und ganslick Spansch upgetogen und hoffgesyn van mispapen uth het aldersuperstitioische volcke und moneken, soe stedes den Konick ommecleveden, sijn sprake halff Maurytaensche, daermede he van alle volckeren toganck bewaert und berovet bleff. Hierup ys tgeloven, soe als die poëten scriven van Hercules, dat he over ganse GretiamGa naar voetnoot6) hinxten tom voerder den konigen hebbe gegeven, ock ergens die stallen hebbe gesuvertGa naar voetnoot7), und ock enige heren tafelen van grijpe- | |
[pagina 12]
| |
vogelenGa naar voetnoot1) und harpien bevrijetGa naar voetnoot2), ock soe voele bullen hebbe betemmetGa naar voetnoot3) und harten myt pijlen doerscotenGa naar voetnoot4), soe voele drakencoppen affghehauwenGa naar voetnoot5), dat daermedeGa naar margenoot+ sy geleret worden, dat dorch vermaen und wisheit enes godlicken politschen mans an eenen besonderen groten princen, als der sophistarum und grijpvogelen art was affgescaffet, het hoff hadde wederomme tot olt vaderen soberheit die rechtstolen tot den natuerlicken onverdorven, openen und corten, niet des listigen rechtes, dan der gerechticheit form hebbe weder gestaltGa naar voetnoot6). Und sulcken exempel solden vake andere heren blidelicken nagefolget hebben. Soedanigen Herculi hebben nu niet weiniger van noden alle rijcken, soe wal als enich Josua, die den gevallene godesdienst ock wederomme solde uprichten. Sodanich ys west die overste Tho PratenGa naar voetnoot7) heer, als | |
[pagina 13]
| |
stadholder van Flanderen een geleerder man, und in den tijden in alle saeken scarp siende, welcke Carolum V voer het Duytsche orloch heff vermaent, seggende: Soe he wolde een heer des werelts schijnen twesen, soe solde he der Duytschen religien niet anroeren, dat ys niet verstoeren, offte he sacht een vall Sijnes Majestaets und hoecheits. Die Carolus V, dat he niet konde lijden hem geraden tworden, ys myt het ongeluckelicke standtaffticheits affganck geleret worden, und hefft sijnen sone Philippum vermanet, dat he neit Praten vertrouwent solde hebben an den geestelicken, want he vermarckede uth hoeren raedt niet allene veranderinge des geloves, dan ock des regements. Ja aldinck sulven erfarende, als he verstorvede (als sommigen niet verholdenGa naar voetnoot1), die bij sijn laeste woerden gewest syndt) seer geclaget hefft, dat den soen screckelicke quaden in sijn rijcken uth die onbescaemheit und hartneckicheit der pawschen offte geestelicken solde tocomenGa naar voetnoot2), we ock Philippus Melanthon | |
[pagina 14]
| |
plegede tseggen in sijn lectien, dat Carolus niet meer beclagede, dat he boven alle verlusz sijner landen scatten und upkumsten ock sijn reputatioen und gunst van alle heren und princen hadde verlorenGa naar voetnoot1). Dusse inquisitsche raedt uth der theologen wisheit um den religioen, uth der canonisten gesetten und ordinantien um recht und gerechticheit, uth soedanigen edelingen wapenen tot een bestandicheit, tbeholden und tverstarcken, solde ewich dueren konen, soe niet terstondt sulcke bescrevenGa naar margenoot+ helden van alle authoriteit worden berovet und uthgemulstert, want der edelingen naem wordt benae nummer gedacht, die canonisten und theologi worden niet dan geropen tot den perschen stoelGa naar voetnoot2), ingelaten, woe seer sie ock in der sulviger professie verstandt, wille, und upsaedtGa naar voetnoot3) staen, und dat daeromme, want gelick die Pauwest van nemant wordt geordelt dan richtet aldinck na die verborgenheit des screens sijnes harten, alsoe moten ook dusse dynastaeGa naar voetnoot4), dat ys kettermesteren, myt hulpe hoerer vorscreven deneren dorch aller Konickx provintien upsoeken, dan nochtans allene myt den Pauwest dat gerichte und raedts hemelicheiden tractieren, dat sie ock noch konigen, noch staten, noch overicheiden, noch steden, noch ock den kerckenraedt, consistorien eder standt, nichtes anders worden overblijven laten, dan allene een ijdellnaem offte ledige titell. Dit sulvyge hebben sie bisheer in Spanien erholden, vermenen dat sie ock in Nederlant | |
[pagina 15]
| |
solden verwisset und egentlicken vercregen hebben. Dit sindt die rechte Solones, die den konigen wismaken, dat als alle scornigenGa naar voetnoot1) ketterijen sint uthgerodet, soe worden die rijcken in vrede staen. Na uthscryvinghe hoerer placaten in Nederlandt van yaer '31Ga naar voetnoot2) bisher und alnoch meer und meer exasperiert sonder verhoer sonder rechtsproces ingedrongen und executiert, waermede die inquisitueren sulven der scoernigen ketterijen, dwelunge, uproeren die vuerers sindt, und ock orsake van rebellien; nu langes daerna sick bevlijtiget, dat sie den konick van Spanien tot kyndtheitGa naar voetnoot3), als die adel ys vernichteget, die overicheit und gesetten in slaverije getogen, tot den geestelicken, dat ys an sick sulven (als nu sick lat sien) het ganse regement hefft gebrocht. Dat heet dan die hillige inquisitie, die vaders des geloves, nasoeckers van der ketterschen boesheit. Onder Carolo V hebben sie die pastoren an sick getogen, die lerunge sick togescreven, dat een besunder theologus in aller und yder cloester offte abdijen solde lerenGa naar voetnoot4), beschickeden sie temelicken; dat sie nu hoger solden stijgen, konden sie neit gedacht hebben. Ga naar margenoot+ Dit alles makedeGa naar voetnoot5) die wismodichste vorst Carolus V myt voele exempelen alsoe geleret, ick segge neit geprickelt, he hilt seer verswegen und openbaerde het nemandt, ock den becandtsten neit, daervan een offte twe exempelen tverhaelen sindt. Carolus V gebruckede in Hyspanien sijn canzelar Mercurino GattinariaGa naar voetnoot6), dusse | |
[pagina 16]
| |
sendede die Pawstwest tho een huedt offte smuck des hoeffs van purper. Carolus V verstondt dussen anslach, als Mercurinus sijnes heren gemoet ondersocht, seght tot hem: Ick byn konick dan die Pauwest regniert ock, du kanst neit togelicke mij und den Pauwest in soe verscheiden und periculose staltenissen der idtsiger dingen myt eede niet verbonden wesen, gebrucke dijn geluck, want dij anboden wort. Want he daerbij den mensche niet meer wel vertrouwede, want he dorch pawslicke belofftenisse was geswacket, dancket he hem aff. Up den sulvigen manier nae hefft he ock een gelegenheit becomen um den Adrianum van Uthrecht, bij Stichte olderen geboren, sijnen pedegogum, tlaten van sick. Want als he mijt der theologisschen geeckheitGa naar voetnoot1) was upgeblasen worden, buyten synen beropinghe die Spansche rijcken wolde styllen und temmen. Was weinich daeraff, offte he solde sijnen heren benae van den arfflicke successie ontsettet hebben.Ga naar voetnoot2) | |
[pagina 17]
| |
Also kan ick een vrom man und ock godtvruchtich, weens dienst Carolus V gebruckede in helscheGa naar voetnoot1) instrumenten tmaken und marckede, dat diesulvige enes vrijmodigen geestes was, und ock niet seer geneget tot die indulgentien, welcke Paulus quartus, nadat Duyslandt was bedwongen, in des Keysers hoff hadde gesonden, welcke ock die annamen, soe Carolus achtede, dat sie niet voele uppasseden; allene dusse vurwercker offte compasmaker verachtede sie kondtlicken, also dat diegene, soe den bicht hoerden, densulvigen swaerlicken beclageden. Daer antwoerde die Keyser: Worde ick jo alsoe,Ga naar margenoot+ secht he, van ju bemoyget, dat ick ock neet ener mach uth juwen ordynantien bevrijen? Als Sijn Majestaet nu sach, dat den sulvygen perickel anstondt, hefft he hem niet affdancket, dan liefflicken als dorch een joeck hefft he hem gelegenheit geven um to vertrecken. LeveGa naar voetnoot2) meister, secht he, soe du onder mijne inquisitoren vervalste, solstu ock konen dencken, dat du van solste bevrijet konen worden, want du sichste wel wat sie niet konen doen. Und hefft densulvigen vakenGa naar voetnoot3) voer sijne kinderen teysschen enige prebenden, want dat weren besoldunghe, welcke die heren offte vorsten wel an wolverdeneden uthspregeden, soe bij sulcken die upcompste der rijcken benae niet genoechsaem sindt tot hoere egene kosten, want het konde geboeren, dat he solde moten den nijdtart ontwijckenGa naar voetnoot4). Het solde tlange wesen meer dergelicken tverhaelen; die wijs ys, kan tot eenen sulcken ansiendt des dorch- | |
[pagina 18]
| |
sienlicksten vorsten woerden und wercken tsamen brengen, soe van geleerden allenthalven gescreven sint und noch bij menschen gedacht worden und ock besonders bij des Keysers familiaren worden angetogen und tot emandts oeren komen, und het sal alles alsoe schijnen, dat wij ons alle moeten verwonderen over de onbescaemde aeppen, soe vaken van Carolo V affgewesen, dat sie ummer dusse handel wederom dursten anheven. Ock ys dit der inquisitoren const, dat sie die heren sulven tot wollusten verleyden und van den meente afftrecken, updat sie mogen vullenbrengen, wes sie begeren, als daer nene naem noch persoen des koninges tvynden ys. Want als die konig neit onder den sijnen mach conversieren, noch die sijnen tot hem komen, mogen die inquisitoren alles na horen wille doen. Dit hefft ock die koniginne Maria gemarcket und dat monstrum, soe balde geboren ys, waergenomen. Daerom soe fro sie hoeren broder hadde bestediget tom graffnisse anno 1558, wolde Hoer Majestaet myt hoeren suster Leonora affgeveerdiget und vertogen hebben na hoere Nederlanden. Overst dat sie neit darwarsGa naar margenoot+ gecomen ys, hefft gelettet die haestige doet der beyder Majestaeten Maria und Leonora, welcke geboerde benae in die ene sulvighe maent, daer Carolus den geest up gaffGa naar voetnoot1). Woe dit geslechte und huysgenoten, nadat | |
[pagina 19]
| |
die weert und heer wech was, sij ontfangen werden van die inquisitoren, leeren ons dusse hystorien daerna, dat men uth sulcken haestigen affganck der koniginneGa naar voetnoot1) und gelicken verstarff tot wantrouwent sindt geleydet. Alsoe hierna het gansche regement des konicks Philippi verkerende und an sick treckende myt ergyricheit und begeerten, we dan ock uth gyricheit horer medeversworen bondtsgenoten, hebben alle staten ver(an)dertGa naar voetnoot2), die statuten in egendoem getogen und spot; und alsoe dorch des Sonnii mondt als een Nero geredet, als men dussen tyrannie wolden styfften, dat die Nederlanden niet konden na des Konicks wille regeret worden dan myt besettinge und hulpe der Spangerden und muchte niet eher gescheden, offte die Konick muste dorch den Pauwest ontslagen worden van alle sijne beloftenisse, verbonden und eeden, als men die privilegien vernichtigeden, ock die vrijheiden, heerlicheiden affcorteden, die Konick allens als sin arffrecht achtede; want dat were Konigx, als he alldinck an sick hadde, sonder emants insage; daerto ock vier eder vijff van die principaelsten, den anderen tom schreckunge, wech richteden, soe worden die anderen wol gestillet sijn, soe uth hoeren recht des Konigx placaten plegen tegentspreken. Dit hebben twege gebracht onedelingen, slichte uitheemschen vremdelingen, die uth hoere gecoffte geleertheit verheven, der Koningen raeden und besorginge tot horen tyrannie gebrochthebbenGa naar voetnoot3). Daeruth bij alle heren huyden dages geachtet wordt, | |
[pagina 20]
| |
dat men in hoere huldinghe der Staeten vorscrifft noch hoert tachten, offte soe sie sweren, niet verbunden, als een waen geholden, updat sie die herscapie allene gebrucken; myt sulcke manier ys alle ommeganck der onderdanen myt de heren wechgenomen, dat men ock bij nene grote heren kan comen dan dorch tolckers und myt supplicatien. Hiermede verachten die heren hore ondersaten und die ondersaten haeten den heeren, tot behaech dusser inquisitoren, seggende: oderint dum metuantGa naar voetnoot1). Ga naar margenoot+ Hieruth moeten tot der kleinste gelegenheit dorch sulcker subtiler menschen listicheit, bedroch, lage leggunghe, aller steden vrijheit angesocht worden, die staet verandert, die praevilegien voer den doegeden und woldaden, den trouwen volckeren dorch olde vorsten ghegeven, vernichtiget ock worden, dat also tom laesten der steden bevelhebben, tegens alle menslicke und godtlicke rechten angesworen, recht worden sprecken und die richtstolen besitten. Als offt dit der regerender vorsten maiestati wat tcorte weere, soe sie nae den olden gewoente hoerer vorvaderen sick myt eede verbonden na den gesetten und gerichten tholden. Soedanigen sindt die inquisitoren voer kunstenars und sulcke regenten. Daeromme billicken die heren sulven myt die ondersaten moten scriygenGa naar voetnoot2) hienamaels. |
|