De kroniek van Abel Eppens tho Equart
(1911)–Abel Eppens tho Equart– Auteursrecht onbekendOrspronck und orsake der Nederlandtsche orlogen van die Lovensche theologen practiziert anno 1558.Ga naar margenoot+ Umtrent anno Domini nostri Jesu Christi 1558 hebben die theologanten magistri nostriGa naar voetnoot1) van Loven, bij sick nemende die Franciscaner moneken, und ock enige hoeffheeren, soe mede den buyte begerden tdielen, een legaetscap gesonden an den pontifex maximus Paulus 4, um tvererigen dat hoechste recht und macht des sweerts onder den titell des biscopeliken ampts. Als die konick Philippus sulckes niet wiste noch marckede, dat men | |
[pagina 2]
| |
daeromme nie biscopen in die Nederlandtsche steden bij den olden als Coln, Utrecht, Lück, MorinensisGa naar voetnoot1), Dornick, CamerickGa naar voetnoot2) worden stellen, als to Deventur, Harlum, Middelburch, Leverden und Gronnigen, item OldanarenGa naar voetnoot3), Iperen, BononiaGa naar voetnoot4), tBrugge, Gent, Hartogenbusz, Namen, Roeremont und ock verdielet up Mechelen und AntwerpenGa naar voetnoot5), als twe eenen hoechsten bisscop erkennende, over den anderen presiderende. Und ys dusse legaetscap so stoltelicken affgeveerdiget, dat men nu in dusse tijdt | |
[pagina 3]
| |
erlangen wolden, dat der sulvige, ghyrige und bloetdorstige geest niet hadde konen gewynnen in die drehondert vorige yaren und vijfftich yaren, soe men um die lancheit hier niet verhalen will, und dat daeromme, dat die Nederlandtsche overicheit den Evangelisschen waerheit togedaen was und afkerich van die wretheit, soe nu 50 yaren lanck benae tegens den Luterschen geoeffent wordeGa naar voetnoot1), und alsoe den theologischen stoel meer affbrock worde maken, welcke nu do(r)ch het Duytsche orlorch van den Pauwest gestopetGa naar voetnoot2), meer verstercket was um lichtelicken myt sweert und vuer hoer jegenpartie uth die Nederlanden uth troedenGa naar voetnoot3) na luydt die blodighe placaten van yaer 1535Ga naar voetnoot4), besheer exsperiert tegens den haeretiken, als sie die nomen, soe neit Roemsch Katolick syck stelleden in den kercken. Carolus V merckede wol, dat he nene grote geluck tegens den Evangelisschen hadde becriget, dat die Pauwest nene reformatie up concilio van Trent wolde dulden noch annemen, jae den soen Philippum tegens den vader verweckendeGa naar voetnoot5), behatede nu sulven | |
[pagina 4]
| |
den wretheit tegens den Evangelisschen (want Sijn MajestaetGa naar margenoot+ endtlicken een reformatie wolde hebben), dat he den angefochten sake wol balde solde schijnen tbescuttenGa naar voetnoot1) und alsoe een haestighe veranderinghe onder den volcke solde geboeren mogen myt blijdtscap. Sonderling soe na sulcken sijne olderdoem het eende niet wijdt tsetten was, und daeromme en ander na hem wat beters thoepen nagaff. Uth sulcke orsaken sindt die Louwensche theolangen, magistri nostriGa naar voetnoot2) und pontifex maximus Paulus 4 verorsaket die tijdt twachten, und myt halstarrighe Godes lasteringhe tegens Godt, sijn evangelium und rechte kercke Christi, und alle menschen wat traulickes anheven und doenGa naar voetnoot3). Waerto na Karoli V affganck een guede gelegenheit ghegeven hefft die konick Philippus, in welcken alldinck den mispaepsche bedroch seer dienstlick was, als niet seer olt wesende van jaeren, een vertaertGa naar voetnoot4) gemoet hebbende, sachtmodich, sorchlosich, die heele Spansche upvodunghe, als sijn huysgesin was allene uth mispapen und monneken des volckes, soe aldermeest superstitioess ys und stedes um den Konick hangen, | |
[pagina 5]
| |
sijn sprake bena halff MauritaenssGa naar voetnoot1), die hem billicken bedwanck tblijven van aller anderer landen und volckeren toganck. Soe Philippus nu hier hadde sijnes vaders hoenGa naar voetnoot2) als sijner egener gedachtech west und sick myt den Duytschen weder verenighet und versonet, daer nu dagelickes der heren raedt und bijkumpsten geholden worden um sick een mael tbewijsen, dat men der papen vermetenheit solden betemmen und vrede eenmael uprichten. Sulcke und dergelicke anstoten muste die Pauwest affkeeren, wolde he anders niet het werck um die ganse werelt tverkeren, liggen laten. Daeromme ys to Brussel in Konickx hoff gecomen Carolus Caraffa, een Neapolitaner, een grot cardinael und bloetvrundt des pontificis maximi Pauli 4Ga naar voetnoot3), van aller mensche die overghevenste van boesheit, dat men hem ook solden in SodomaGa naar voetnoot4) mogen gestraffet hebben. Dusse ondersocht aldinck, gyff gescencken, lenen, prebenden, abdijen, wordt overster van aller der theologanten und hoeffheren, soe tom gyricheit geneget | |
[pagina 6]
| |
weren. Philippus konick vertrouwede nu ganslicken den Pauwest, want he van hem in Engellant was ingestaltGa naar voetnoot1). Die Fransose worde versonet, hier wordt sancta liga angerichtet, aldoe tvullenbrengen. So Engellant niet weder verloren, die Fransose gestorven etc.. Und alsoe Nederlandt erst to bedwingenGa naar voetnoot2). Wort Sonnius magister nosterGa naar voetnoot3), na Rom aldus van Caraffa geveerdiget, allegeert um een vaste stoel tsetten. Daer die theologanten sick ganslicken up trosteden, als nije bisscopen in tstellen und intvueren, die alsoe solden regeren, dat nemant boven haer solden gebeden, als uth verdielunge der bisscopdomen tsien ys etc. und alsoe van steden affgeweret und orsake geworden des Nederlandschen orlorch, neit tegens den Koninck dan om de inquisitie. |
|