was onmogelijk elkaar te passeren of hoe dan ook om te keren. Aan beide zijden waren diepe peelputten. Na enig overleg spanden de beide mannen uit Hees hun paard uit de kar en pakten de lange kar met alles er op en er aan van voor en van achter op en droegen hem over de scheve dijkberm langs de geladen kar heen.
Dezelfde verteller uit Sevenum had nog het volgende verhaal. Er was vroeger een boer die veel liefde voor zijn vee had. Op een keer bracht een zijner koeien een mooi zwaar stierkalf ter wereld. De boer en zijn zoon besloten dit kalf ‘op te zetten’, het te laten castreren en als trek-os te gebruiken voor het werk. De zoon kreeg tot taak het kalf te voeden en te verzorgen. Dat deed hij met veel plezier. Hij vertroetelde het kalf als een schoothondje. Als hij het voerde of drenkte kon hij niet ophouden het diertje te strelen. Hij poetste hem dat zijn huid als zijde glansde. Het dier groeide als kool.
Iedere dag nam hij het dier op zijn armen, om de gewichtstoename waar te nemen. Dit werd een gewoonte tot het dier al bijna volwassen was en als trekdier aangespannen werd. De stier werd nu wel erg zwaar. Iedere keer moest de jongeman er zijn rug onder zetten. Maar op zekere morgen kon hij het dier niet meer van de grond krijgen. Hij vloekte in zichzelf en mopperde: ‘Dat zou toch gek zijn, als het vandaag niet meer zou kunnen. En gisteren kon ik je nog wel optillen?’
Nu we toch bezig zijn met ‘waar’ gebeurde verhalen, wil ik er nog eentje uit mijn buurt aan toevoegen. Een kleine boer had zich een ezel met kar en tuig aangeschaft, om zelf van de kruiwagen verlost te zijn. Tinus voer de eerste keer naar de molen met een paar zakken koren en zat