aanwijzing en het plan, om de Duitsers via die gang aan de overkant te verrassen, ging niet door.
Betreffende dezelfde gang vertelt Gerard Nijssen uit Kessel, dat hij als raadgever veel op het landbouwbedrijf bij het kasteel kwam. Het kasteel was toen bewoond door kloosterzusters, die een pensionaat voor meisjes exploiteerden. De Moeder-Overste maakte hem eens attent op de ingang. Die bevond zich op het eerste verdiep aan de westkant in een gang. Er was daar een boog in de muur, waarin een kleine plaat-ijzeren deur, doorboord met gaatjes. De deur was gesloten met een roestig kluister. Hij probeerde er in te kijken, maar 't was pikdonker. De zusters hadden vrees voor het bestaan van die gang.
Een oom van mij in Helden vulde het verhaal aan met het volgende. Een vroegere Heer van Kessel zou eens van deze gang gebruik hebben gemaakt tijdens een belegering. Een zwager van hem, een metselaar Coenen uit Baarlo, heeft in dit kasteel een jaar lang op last van de Overste voor de zusters metselwerk en herstellingen uitgevoerd. Op zekere dag zei Moeder Overste: ‘Coenen, kom eens even mee. Ik heb nog een karweitje voor U.’ Ze bracht hem door een gang bij het beschreven boogpoortje en zei: ‘Dit is de deur van de onderaardse gang. Mijn medezusters zijn er bang voor. Metsel de boog dicht met stenen en pleister het mooi gaaf bij.’ De sterke ijzeren deur werd netjes achter een muur verborgen.
Nog een kort verhaaltje uit Neer. Huis ‘Keizersbos’, omstreeks 1200 gesticht en gebruikt als klooster, ligt op een hoogte, omgeven door brede thans droge grachten. In deze heuvel zouden onderaardse gangen ontdekt zijn. Een ander spreekt van grafkelders voor de kloosterlingen.