Tuin van Eros(1932)–Jan Engelman– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] Hart en Lied Uit doem en uit ellende rijst soms het rankste lied, waar ik mij keer of wende, mijn hart zingt als het riet. Het heeft zich zelf geschonden, zich zelf van walg vervuld, maar op een enkle sponde het teederste onthuld. Vermorzeld in de vlagen van lust en blind geweld, doch tusschen droom en dagen bij de engelen geteld. Geblinddoekt in zijn wanen, bedolven van zijn schuld, lacht het door alle tranen: het heeft een groot geduld. [pagina 55] [p. 55] Een hand, een oog, de reken van witte tanden vol, de weeke keel, de beken van haar dat stroomend zwol: zij zullen zijn vergeten en, levend nog, verwoest. Maar eeuwig zal ik weten dat ik hier kon en moest - vernederd in ellende, maar zingend als het riet - een hart dat zich niet kende doen bidden in mijn lied. Vorige Volgende