Tuin van Eros(1932)–Jan Engelman– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 56] [p. 56] Avondlijk Zwijgen Hij dreef dien avond als een waterbloem zoo koel en vredig in den grooten brand: de lucht vol vlammen en een late doem van doode droomen op het najaarsland. De eenling zwemmend tot zich zelven sprak, besteeg den oever, wreef zich met geril. Een steen die viel kon nauw het spiegelvlak met flauwe kringen breken en 't werd stil. Hij wist: wanneer zijn mond de woorden zweeg ging alles dieper, want de weg is ver tot and're harten en de wereld leeg. Zie, in die stilte rees de avondster. Vorige Volgende