Het festijn van tachtig
(1990)–Enno Endt– Auteursrechtelijk beschermdDe vervulling van heel groote dingen scheen nabij
De vervulling van heel groote dingen scheen nabijBij de meesten voerde de vitaliteit de boventoon, minstens in de omgang. Het zelfbewustzijn van de generatie had zich in de tijd van Flanor nog alleen geuit in ‘visioenen van de toekomst’; een toekomst die Kloos in 1884 bijvoorbeeld zag, in een brief aan Van Looy, als ‘het graf van dien lamzaligen, hart- en hersenlooze ledepoppentroep, die daar krioelt en knoeit, dien likkenden en gelikten marionettenkaste, die zich literaire en artistieke “wereld” van Nederland noemt. Wat kan 't jou schelen, jongen, of dit of dat op het oogenblik zóo is en niet andersom. Lach ze uit, spuw ze in 't gezicht, trappel ze in het stof...in je éentje - maar vooral lachen, lachen! Nu doen wij 't en hebben er plezier van, maar het geslacht, dat komt, zal dien lach van ons overnemen, en nalaten aan de volgende, die hem zullen voortzetten in koor door alle eeuwen heen. Maar zoolang hoef je niet te wachten: over tien jaren ben jij de man,’ et cetera.Ga naar eind2 Ook de boodschap van Van Deyssels Over literatuur had, in '86, nog het karakter van een voorspelling, te begrijpen als belofte. Maar dit proza, met zijn realisme èn extase, sensationele beleving tegelijk met een precieze registratie, sprak bovendien zó eigenmachtig, dat een deel van de beloften alleen daarmee al vervuld leek. In de gelederen van de ‘stille gemeente’ (die intussen al luid genoeg van zich deed horen) nam de overmoed toe. Gorter, bezig met het schrijven van de Mei, las natuurlijk gretig elke aflevering van het tijdschrift; bovendien met de ver- | |
[pagina 71]
| |
hoogde interesse van een belanghebbende. De verfijnde intuïtie die hem eigen was voor de gevoelsstroom van zijn tijd registreerde in '88 dat er ontwikkelingen plaatsvonden die zóveel verder gingen dan de wereld van zijn dichtwerk, dat hij het niet voltooien zou als hij van al het nieuwe, en vooral van Een liefde, diepgaand kennis zou nemen. Als hij later terugkijkt op deze periode, schrijft hij aan Van Deyssel, dat hij diens roman welbewust níet las: ‘Ik zag aan Verwey's critiek [Mijn mening... et cetera, waarin meer dan honderd regels uit Een liefde waren aangehaald] dat ik er mijn eigen werk niet door eindigen zou. Ik dacht: laat ik dat eerst afmaken, nu kan ik het nog.’Ga naar eindp. 71-1 En in een nog latere terugblik, vanuit 1905, geeft hij weer, hoe hij de ontwikkeling inhaalde direct nadat de Mei àf was. Bekoord, zoals hij zegt, door de prozaïsten, besloot hij poëzie te maken van de onmiddellijke realiteit. De cursiveringen zijn van mij, en ik reduceerde Gorters uitspraak drastisch; u las alleen de aanloop en de afronding. Ik doe dat om te wijzen op het curieuze feit, dat de beïnvloeding nu in omgekeerde richting plaatsvond. Want tevoren was het de poëzietheorie van Kloos, en ook, via Barrès, de dichter Baudelaire, die de prozaïst Van Deyssel de ogen geopend had voor respectievelijk ‘de ziel’ en ‘de sensatie’.Ga naar eind2 De volledige uitspraak van Gorter is onthullend voor de aard van zijn bekoring: ‘Terwijl ik “Mei” schreef...’ (en wij kunnen preciezer zijn: Nadat hij Mei geschreven had), ‘werd ik bekoord door de prozaïsten der Fransche en Hollandsche realistische, naturalistische en impressionistische school. Zij hadden een gloed en een kracht van leven, van onmiddellijkheid, hun pogen uit ons leven zelf de schoonheid te halen betooverde mij zoo, ik had zelf dat onmiddellijke leven zoo lief, ik had zoo'n voorgevoel ook dat er in dat leven een nog veel diepere schoonheid verborgen lag, dat ik besloot te trachten poëzie te maken van de onmiddellijke realiteit - zonder de traditie van vroegere tijden.’Ga naar eind3 Tot vier maal toe komt er, vlak bijeen, het woord ‘leven’ voor in dit citaat. Eén keer als ‘vitaliteit’, daarna als ‘ons actuele bestaan’, de derde keer als ‘wijze van leven’, en de vierde keer opnieuw, meen ik, als ‘ons actuele bestaan’. Dus realiteit, en de ervaring van die realiteit. En aan beide wordt de notie ‘onmiddellijk’ | |
[pagina 72]
| |
verbonden. Maar ‘onmiddellijk’ zal ook de weergave van de ervaring zijn: ‘zonder de traditie van vroegere tijden.’ Gorter specificeert even verder die traditie als ‘de herinnering aan Grieken, Romeinen en vroegere of latere renaissance’. Vaarwel, met andere woorden, aan de mythologische inkleding. Vaarwel aan de epiek (na een laatste poging bepaalt Gorter zich voor lange tijd tot lyriek). En ook, bij gelegenheid, vaarwel aan de vaste versvormen, aan metriek en rijm. Zelfs een gedeeltelijk vaarwel aan de natuur, ten gunste van een stedelijk, eigentijds decor, als in zovele Franse naturalistische romans. Maar de gevoelens, de emoties, de hartstochten, de sensaties, - díe onmiddellijk, heet van de naald. Daarmee kwam de puurste en meest vertegenwoordigende uiting tot stand van wat deze leeftijdsgroep in deze periode bezielde. De sensitieve poëzie. Gorters bundel Verzen van 1890. |
|