Het festijn van tachtig
(1990)–Enno Endt– Auteursrechtelijk beschermdDe vervulling van heel groote dingen scheen nabij
[pagina 35]
| |
Van het ‘begin-mooie’ naar de roes van het festijnNiet bij ieder had dit estheticisme de mismoedige ondertoon die in Kloos' uitspraken te horen is. ‘Een nieuwe lente en een nieuw geluid’ was een uitroep die gevolgd werd door een stralende uitbeelding van Hollands duin- en rivierlandschap, hier en daar bekoorlijk gestoffeerd met mythologische gestalten, - Gorters Mei, vanaf 1886 geschreven, het voorbeeld van Verwey's Persephone verre in rijkdom van taal overtreffend. De vroege droom van schoonheid werd bij hen veel zintuiglijker, extraverter, tot uitdrukking gebracht. Zeker geldt dit voor de eerste van de drie Mei-zangen. De tweede bevatte enkele filosofische opvattingen, die door de mythologische inkleding heen niet geheel helder willen worden. En in de derde zang moet het meisje dat de naam van een maand draagt, haar droeve vergankelijkheid ervaren, daarbij begeleid en tenslotte begraven door de dichter.Ga naar eindp. 35-1 Van de actuele mensenwereld was in die poëzie, en in de sonnetten die Verwey en Kloos uitwisselden over hun liefde die vriendschap heet,Ga naar eind2 niet veel te bespeuren. De ziel stond centraal, en het was de ziel van één individu, een enkeling. Maar de kunst om de kunst bleef niet bij die vriendelijke en beperkte praktijk. Drie, vier jaar later, september 1890, schrijft Gorter aan zijn vriend, aan Diepenbrock: ‘Wat is dat nu dood hè, dat begin-mooie: Demeter, Persephone, en de andere dingen, er is niets meer van over. Verwey, Kloos, Hein houden hun mond, dat ging niet, dat was niet erg genoeg. ledereen voelt dat wat niet erg is, niet meer gaat. Je moet half dood gaan bij het maken, dan komt er wat.’Ga naar eind3 Daarin spreekt de worsteling om het behoud van de schone droom, maar het is nu een droom waarin meer van de eigen werkelijkheid en die van anderen wordt toegelaten, en binnenen buitenwereld heftiger beleefd worden. Bij die groei naar de realiteit van hun dagen was de invloed van Zola's werk (bemiddeld door Van Deyssel) werkzaam; die lectuur bevrijdde hen enigszins van het zwaarwegende seksueel taboe. Een verruimde kijk gaf velen van hen meer oog voor de sociale entourage. | |
[pagina 36]
| |
Tegelijk daarmee (maar los daarvan) gingen ze ook aanspraak maken op een algemene geldigheid van hun allerindividueelste uitingen. Wel moest de lezer in de literaire orakeltaal thuis zijn, want de toepassing van het algemeen geldende patroon werd aan zijn interpretatie overgelaten. Een tendens werd niet expliciet gemaakt, en betrof trouwens nog altijd het psychisch leven, niet de maatschappelijke toestanden. Die bleven decor, een vaak bevreemd ervaren decor. In de praktijk van hun leven echter konden zij met de onmaatschappelijkheid van hun kunst steeds minder uit de voeten. En met het onontkoombare verlies van hun jeugd gingen ook de jaren van beschikbaarheid, van maatschappelijk vrijgesteld zijn, voorbij. De noodzaak van levensonderhoud, van kostverdienen, ook voor een levenspartner en voor kinderen, liet zich gelden, - naast bevrijding van, was er ook de niet geringe belemmering door het maatschappelijk gareel. Zij trachtten zich te redden. In de tussenliggende jaren had ‘de kunstenaar’ in hun ogen de buiten-proportionele rol van profeet of priester aangenomen. Vanuit dit denkbeeld eisten zij voor dit unieke kunstenaarschap een eigen status. Binnen een republiek der letteren waren dan de vrijheden van een idealere maatschappij mogelijk, de vrije liefde voorop. De buitenwereld zou die nieuwe stand moeten erkennen... En, vonden sommigen, bekostigen. Deze pretentie was nieuw in Nederland. Het waren dan ook slechts weinigen, meest uit de naaste omgeving van de nieuwe elite, die bereid waren, het levensonderhoud van deze of gene te garanderen. - Bovendien bracht het verhevigde levensgevoel excentrieke uitingen in hun werk, maar soms ook excentriek gedrag, opzettelijk of ongewild, mee. De maatschappij reageerde daarop spottend of geïrriteerd.Ga naar eindp. 36-1 De nieuwe geestelijke vrijheid, waarvoor de tol van de armoede betaald moest worden,Ga naar eind2 de uitzonderingspositie, bracht velen in een spanning - soms een creatieve spanning - die tot óverspannenheid werd, zoals het Gortercitaat al liet zien. De factoren die tot deze situatie leidden, zal ik meer in concreto, anekdotisch, schetsen in de volgende hoofdstukken. |
|