gaan als mensen uit het publiek naar voren stapten om te getuigen!
Nadat de voorgangster de gebruikelijke vermaningen tegen de zonde over de toeschouwers had uitgestort, vroeg een eenvoudig moedertje het woord. Hoewel ze moeilijk uit haar woorden kon komen, legde ze een getuigenis af. Als onderwerp had ze de tekst ‘Hij maakt alle dingen nieuw’. De jongens hadden allen ernstig staan luisteren en ook toen de getuigenis ten einde was, had niemand gegrapt. Elk was ervan overtuigd, dat geen van de anderen gemerkt had dat de eerlijkheid en oprechtheid waarmee het vrouwtje had gesproken hem wat hadden gedaan.
John nam zich voor ook te proberen nieuw te zijn. Niet dat hij zou toetreden tot een Gemeente. Nee, allesbehalve dat, en zeker wilde hij ook niet dat soort nieuw zijn als die arrogante vent bij Bata, die spullen aan had, waar de prijzen nog haast aan zaten.
Ze liepen de Maagdenstraat uit en sloegen de Heiligenweg in. Langs het trottoir stond een politie-auto geparkeerd. Niemand zat erin. Ze waren de pro-wagen reeds gepasseerd, toen John in een opwelling terugreed, van de fiets afstapte en die tegen de auto plaatste.
Lopend sloot hij zich weer bij de anderen aan. Gespannen wachtte hij op hun geplaag dat zeker zou komen, maar vreemd genoeg scheen niemand daar behoefte aan te hebben.
In een gebaar van vriendschap sloeg Amat zijn arm om John's schouder en plotse-