Langzaam kwam hij tevoorschijn en liep naar de man toe. ‘Hallo vriend,’ zei hij, ‘wat is het vandaag toch een heerlijke dag. Je hebt zoveel lekkere hapjes bij je en toch zit je te grienen. Ik vraag me af wat daar toch de reden toe kan zijn.’
‘Ach, sommige mensen worden mager van verdriet, ik niet. Ik word er juist dik van en om mijn verdriet een beetje te vergeten eet ik maar op los.’
‘Vreemd,’ zei de schildpad, ‘ik dacht dat je verdriet had omdat je zo dik bent en jij zegt dat je dik wordt omdat je verdriet hebt. Ik wil niet in je zaken bemoeien, maar wat maakt je dan zo verdrietig?’
‘Ach ach,’ zuchtte de man en deed wat van de sla voor de schildpad op een bordje. ‘Altijd heb ik er naar verlangd een beroemd schrijver te zijn. Ik heb zoveel mooie verhalen in mijn hoofd, maar ik kan die niet op papier zetten. Daar heb ik niet genoeg schrijftalent voor. Het is zo jammer voor mijn verhalen, vind je ook niet?’
‘Dat is toch frappant,’ zei de schildpad, ‘bij mij is het net andersom. Zelf kan ik geen verhalen bedenken, maar schrijven ..., ho maar, brada. Dat is mijn kluif! Je zou er versteld van staan als je zou weten voor hoeveel mensen ik reeds speeches, verzoekschriften en scripties heb geschreven. En allen hebben ze precies als jij hier op de bank gezeten en mij hun gedachten verteld.’
Het geklaag van de man had plaats gemaakt voor aandachtig luisteren. Terwijl hij