Staken
De grote Van Dale omschrijft staken als: het werk tijdelijk neerleggen om zekere eisen af te dwingen, in 't bijzonder om betere arbeidsvoorwaarden te verkrijgen, of als protest.
Als men in Suriname tegenwoordig staakt, gebruikt men daar dan meestal een andere definitie voor: we zijn in beraad. Was het vroeger zo dat staken alleen maar voor kwam bij de werkende klasse, nu gebruiken ook winkeliers, verpleegkundigen, artsen, rechters en advocaten dit pressiemiddel. Staken is hier dus een ala dei sani geworden. In een discussie werd onlangs de vraag gesteld van welk beroep de samenleving de meeste narigheid zou ondervinden als de uitoefenaars daarvan staakten.
De meningen hieromtrent liepen uiteraard sterk uiteen. Het beargumenteerde oordeel van een der aanwezigen oogstte veel bijval. Als de dierentuin staakt, is er niets aan de hand, want buiten de zoo tref je overal mensen aan die zich als roofdieren, apen en varkens gedragen; als de verkeerspolitie staakt, is er ook niets aan de hand, de verkeerschaos kan niet erger worden dan die nu is; als ministers staken, is er ook al niets aan de hand, want die werken toch niet; als het dieven- en roversgilde staakt, is er zelfs feest in het land; als DNA staakt, missen we alleen maar spannende bokswedstrijden. De problemen beginnen pas als docenten en leerkrachten staken, want dan wordt de samenleving volgepropt met stommelingen, die later toch minister worden; het probleem wordt groter als artsen en verpleegkundigen staken, want dan worden we opgescheept met een overdosis aan patiënten die dood gaan; maar het grootst denkbare probleem zal zijn als ook grafdelvers staken, want wij, de overlevenden, gaan dan ook bij bosjes tegelijk dood alleen maar door de ellende die wij te zien, te horen en te ruiken krijgen.