gramma's gekeken wordt die zij niet leuk vindt. Contestant nummer negen, een bekende bodybuilder, liegt met een uitgestreken gezicht hoe hij door vier mooie meisjes werd verkracht. De zaal ligt natuurlijk plat, die was een goeie. En dan is het de beurt aan nummer tien en dat ben ik. Met grote stappen loop ik duidelijk heel boos naar de jurytafel toe, mijn vuist bonkt keihard op de blocnote van de voorzitter, ik pak de microfoon en wild geagiteerd schreeuw ik: ‘Ik doe niet mee aan deze komedie. Ik heb gehoord dat de jury reeds vóór de wedstrijd de winnaar heeft bepaald. Schande, en nogmaals schande!’
Terwijl ik woedend naar mijn plaats terugga, moet de jury hameren om het tumult dat losbarst te bedaren. De jury pikt de aantijging niet en gaat met de voorzitter in beraad. Na een paar minuten word ik naar voren geroepen. ‘Contestant nummer tien’, zegt de voorzitter met een opgeheven pas-op vinger, ‘u hebt met uw gedrag niet alleen de jury beledigd, maar ook het bestuur en de organisatoren van deze avond die tot vóór uw optreden toch wel heel gezellig was. Wij willen in de eerste plaats weten van wie u die valse informatie heeft gekregen over bevoordeling van deelnemers door de jury en in de tweede plaats eisen wij van u dat u uw verontschuldiging aanbiedt.’
Ik doe mijn best om zo verwonderd en verongelijkt als mogelijk te kijken, dan zeg ik schouderophalend: ‘Meneer de voorzitter, leden van de Jury, ik heb veel respect voor u. Het is dus geenszins mijn bedoeling geweest u te beledigen. De informatie over bevoordeling door de jury heb ik van niemand, omdat het helemaal niet waar is. Ik heb het hele verhaal verzonnen.
Nummer tien, dat ben ik, was aan de beurt en dit was de leugen van contestant nummer tien, een leugen weliswaar met zwaar geschut.’ Het duurt even voordat de zaal het scenario goed door heeft, dan krijg ik een oorverdovend applaus, de voorzitter schudt me een stevige poot en contestant nummer negen geeft me een warme ‘body building brasa’, waar ik bijna onder bezwijk. Hij kijkt me aan en zegt lachend: ‘Ik dacht dat ik kon liegen, ma a man dis’ yongu, yu kan kiri sma fa y'e lei.’