De toeterende stoet is al uit het gezicht, maar de orkaan is nog niet geluwd. Mensen blijven staan en luisteren geamuseerd naar de opgewonden vrouw.
‘En u weet niet hoe de grootste schurk van die vruchtenrovers heet?’
Met een opgeheven pas-op vinger, haast tot onder mijn neus, elke lettergreep benadrukkend, schreeuwt ze: Ro- nal- do! RO- NAL- DO!!!
‘En u wil dat ik voor die ellendelingen moet kraken? Ik heb liever alle twaalf Duitse spelers op bezoek dan één van het Brasjon team.’
‘Twaalf?’, vraagt een jongeman uit het luisterend publiek een beetje plagend.
‘Ja, alle twaalf. Het elftal en de keeper, toch’
Natuurlijk lachen de omstanders om dit staaltje van voetbalkennis, wat olie op het vuur van de orkaan is. Ze kijkt de kring rond, niet langer praat ze tot mij alleen, maar betrekt nu alle daar aanwezigen in haar tirade. Ze gilt: ‘La me jullie vertellen, elke dame is vrouw, maar elke vrouw is nog geen dame! Van elke tien Brasjonvrouwen die in ons land komen, zijn twaalf motjo!’
Ook deze met veel ophef gedane uitspraak oogst een lachsalvo. Verontwaardigd kijkt ze naar de lachende mensen, dan volgt haar uitleg: ‘Deze meneer hier, wil dat ik voor Brazilianen moet kraken en niet voor Duitsland. Hij begrijpt niet - ze kijkt me vernietigend aan - dat die Brazilianen alleen maar hoeren in ons land brengen, terwijl de Duitsers de Evangelische Broedergemeente hier hebben gebracht, en ik ben Hernhutter’
Haar argumentatie wordt me een beetje te veel en om erger te voorkomen, keer ik mij van de orkaan af en loop naar mijn auto die inmiddels volgetankt is. Als ik een kleine drie meter van haar weg ben, rent ze me achterna. Ze tikt me op de schouder en krijst: ‘En dit nog, u moet niet vergeten dat zij Braziliaanse bijen hebben uitgevonden’.