was ik nog niet, antwoordde ik, maar ik was bezig te sparen voor een High Lux, daarna was de cellulair aan de beurt. Ze kon niet nalaten de bal op mijn helft terug te spelen: ‘Tegen de tijd dat jij een High Lux kan aanschaffen, zijn cellulairs allang uit de mode en is er iets veel moderner in de plaats.’
Als slot van ons heerlijk babbeltje vertelde ze me dat minstens 90% van de autocellulairs nep was. Op de kinderafdeling van de grote zaken hebben ze geen handen genoeg om speelgoedcellulairs te verkopen. Rij maar een poos achter een auto aan waarin de bestuurder bezig is cellulair te praten. Al volg je hem uren achtereen, de knul blijft praten: gewoon showtime, status.
Mooi zo, ook dat had ik opgestoken. Nauwelijks had ik neergelegd of er werd gebeld. Het was mijn neef, een kale opschepper, ook zo'n cellulair verkeersverkrachter. ‘Neef’, zei hij, ‘hou morgenmiddag voor me vrij? Je moet me helpen een contract op te stellen. Ik kan niet lang praten, ik bel vanuit de auto en cellulair bellen loopt aardig op.’
‘Goed’, antwoordde ik met een zure grijns, ‘kom morgenmiddag langs, maar laat alsjeblieft de speelgoedtelefoon van je kleintje thuis. Die boy heeft voor me geklaagd dat je zijn speelgoed altijd meeneemt als je in de auto stapt. Tot morgen, dan praten we verder, want cellulair bellen loopt aardig op.’
Ik legde neer en schoot in de lach, hoewel ik wist dat neef mij op dat moment minstens één jaar cellulair toewenste.