Herinnering aan het vijftigjarig feest van het letterkundig genootschap Oefening kweekt Kennis te 's-Gravenhage 17, 18, 19 April 1884
(1884)–Marcellus Emants– Auteursrecht onbekend
[pagina 21]
| |
Tooneel 1.
claudia, véleda, 1e raadslid.
Claudia.
- Straks komt Cerealis mijn antwoord vragen en nog altijd ben ik besluiteloos (Zij merkt de opkomenden niet).
Eerste Raadslid.
- (Tot Véleda). Als ge nog aan de waarheid van mijn woorden twijfelt, ondervraag dan zijn zuster Claudia, die daar zit te peinzen. Zij is verliefd op den Romeinschen veldheer, en heeft dus zooveel met haar eigen geheimen te stellen, dat zij die van Civilis wel klakkeloos verraden zal.
Veleda.
- 't Is goed, ik weet wat mij te doen staat. Laat mij met haar alleen.
Eerste Raadslid.
- Ik ga, maar alleen blijft ge toch niet, want daar komt Cerealis al aan. (Af.)
Veleda.
- Ik zal mij verschuilen tot hij weg is. (Af.)
| |
Tooneel 2.
Claudia. Cerealis.
Cerealis.
- De tijd is om, Claudia!
Claudia.
- Neen, Cerealis, neen, hoeveel een Batavier ook van fooitjes houdt, tot een landverrader zal het geld geen der onzen kunnen maken.
Cerealis.
- Malligheid! Probeer 't maar. Ik heb je geelharige landgenooten in Rome leeren kennen en lang niet hoogachten.
Claudia.
- Naar een slaaf, een overlooper of een uitgewekene, zij hij Batavier of Romein, mag een heel volk niet beoordeeld worden.
Cerealis.
- Mij wel; ik zal geen woorden meer verspillen. Denk aan de hetaeren. Morgen moet ik over de waterlinie zijn, of mijn legioenen trekken naar Colonia Agrippina terug. (Af.)
Claudia.
- Minerva, kom mij met uw uil te hulp! Moge de doordringende blik van dat griezelige dier licht ontwaren in den stikdonkeren nacht, die mij omhult. | |
[pagina 22]
| |
Tooneel 3,
Claudia, Veleda.
Veleda.
- Waarom vreemde goden aangeroepen, Claudia, wanneer men een Walhal bezit, dat waarlijk goed bevolkt is?
Claudia.
(opschrikkend.)
- Wie zijt ge vrouw en hoe weet ge mijn naam? Aan uw spraak herken ik de vreemdelinge, maar mijn oog heeft uw trekken nog nooit aanschouwd.
Veleda.
- Waaraan herkent ge de vreemdelinge in mijn spraak, terwijl ik zuiverder en mooier Bataafsch spreek dan ge zelve doet?
Claudia.
- Juist daaraan. Een welopgevoede Bataafsche vrouw schaamt zich wel voor een taalfout in het Frankisch, het Britsch, en zelfs het Allemannisch en Romeinsch, maar haar eigen taal spreekt zij liefst zoo slordig mogelijk, en schrijft zij alsof 't een Grieksche kakografie ware.
Veleda.
- Dat wist ik niet, maar het doet mij leed het te moeten hooren.
Claudia.
- Onze ouders schijnen het zoo te willen. Zoolang wij klein zijn worden wij wel naar een Bataafsche school gezonden, maar of wij daar iets leeren, komt er minder op aan. Als de kinderen maar bezig worden gehouden, en als pa en ma maar zoolang rust hebben, dan is alles in orde.
Veleda.
- Wat vermogen mijne beste onderwijswetten tegen zooveel onverschilligheid?
Claudia.
- Later moeten wij natuurlijk een degelijke opvoeding genieten, maar daar die degelijkheid voor een meisje niets meer omvat dan de oppervlakkige kennis van een paar vreemde talen, worden wij naar een pensionnaat in het buitenland gestuurd, en wonder wel zijn onze ouders tevreden als wij, huiswaarts gekeerd, in plaats van ‘goeden dag, vader, hoe vaart U’, zeggen: ‘bonjour how do you do, liebes Väterchen.’
Veleda.
- Schande over hen.
Claudia.
- Maar ik ken uw naam nog niet, vreemde vrouw.
Veleda.
- Zeg mij eerst hoe Claudius Civilis het maakt?
Claudia.
- Mijn broeder? Uitmuntend.
Veleda.
- En zijne vrouw?
Claudia.
- Best.
Veleda.
- En zijn kinderen?
Claudia.
- Gezond als de vischjes in het water.
Veleda.
- Hoeveel heeft hij er wel?
Claudia.
- Drie, Tioto is de oudste.
Veleda.
- O! de schurk!
Claudia.
- Wat blief? Mijn broer een schurk, omdat hij drie kinderen heeft? | |
[pagina 23]
| |
Veleda.
- Drie kinderen en een vrouw!
Claudia.
- Ik begrijp er niets van.
Veleda.
- Luister, Claudia. Ik ben een Bructeersche maagd, mijn naam is Véleda, mijn beroep uitlegster van al wat ondoorgrondelijk is. - Een torentrans is mijn woning, regenwater mijn drank, brandnetels zijn mijn voedsel.
Claudia.
- Hoe poëtisch.
Veleda.
- Vele jaren is 't al geleden, dat Civilis mij voor de eerste maal bezocht. Toen was hij nog ongehuwd en tweede luitenant bij het vreemde legioen, dat pas uit Rome was teruggekeerd.
Claudia.
- Stond die uniform hem niet verrukkelijk?
Veleda.
- Ja, zij stond hem goed. Hij maakte mij het hof en, hoewel ik meende uitsluitend voor de wetenschap te leven, bezweek ik aanstonds voor zijn welsprekende blikken,
Claudia.
- Ach, hoe interessant!
Veleda.
- In ruil voor zijn liefde schonk ik hem de openbaring der naaste ondoorgrondelijke toekomst. Maar, helaas! ik, die zag wat niemand zien kan, was blind voor hetgeen iedereen zag.
Claudia.
- Dat gebeurt in de romans ook wel.
Veleda.
- Van morgen kwam een Bataafsch raadslid mij ondervragen, en uit zijn mond moest ik, onder andere praatjes van de chronique scandaleuse, vernemen, dat Civilis in dien tusschentijd getrouwd is en zelfs al kinderen heeft.
Claudia.
- Dat is ook pikant.
Veleda
- Oogenblikkelijk verliet ik mijn eenzamen toren, spoedde mij herwaarts en hoorde van u de bevestiging van deze rampzalige tijding. Civilis, Civilis, waarom breekt gij mij het hart?
Claudia.
- O! nieuwe emotie! Bij Donar, welk een vreeselijk genotvolle dag! Wat denkt ge aan te vangen, geëerbiedigde profetes?
Veleda.
- Wraak te nemen, natuurlijk. Weet ge er wat anders op?
Claudia.
- Neen.
Veleda.
- Ik haat Civilis nu even vurig als ik hem vroeger liefhad; maar een innerlijke stem zegt mij, dat weldra het uur der vergelding zal slaan. Claudia, jij hebt ook vijandige plannen tegen je broer. Ontken het maar niet, ik lees in je hart.
Claudia.
- Ik ontken het niet, maar ik aarzel. | |
[pagina 24]
| |
Tooneel 4.
Claudia, Veleda, de Paedagoog, de Raadsleden.
Eerste Raadslid
(naderend, terwijl de overigen en de paedagoog op den achtergrond blijven).
Eerbiedwaarde profetes, houd mij ten goede dat ik uw allerbelangrijkst onderhoud stoor. Ik geloof dat het oogenblik om den grooten slag te slaan gekomen is. In het noorderdistrict werden de nieuwe wetten al afgekondigd, en met een veelbeteekenend stilzwijgen ontvangen. Ik noem dit stilzwijgen veelbeteekenend, omdat het troetelkind van het leger, l'enfant chéri des dames, Civilis doorgaans toejuichingen oogst. Kennelijk heeft hij nu de vrouwen tegen zich ingenomen, en, is dat waar, dan zal 't ons niet veel moeite meer kosten om een vuurtje tegen hem aan te stooken, dat hij, ondanks zijn vroegeren grooteren invloed, niet in staat zal wezen te blusschen.
Veleda.
- Ik ben bereid, en zou gaarne van haar hetzelfde kunnen getuigen. (zij wijst op Claudia).
Claudia.
- Ach, het aarzelen is zoo heerlijk....
Eerste Raadslid.
Vergun mij eenige ontevredenen aan u voortestellen. (hij wenkt de anderen, die voorwaarts treden en buigen). Mijne collega's, de leiders der oorlogs- en geldelijke aangelegenheden.
Tweede Raadslid.
- Ontvang mijne ootmoedigste hulde, geëerbiedigde zienster!
Derde Raadslid.
- En ook de mijne, aanstaande vorstin!
Veleda
(ter zijde).
- De laffe, vleiende verraders.
Tweede Raadslid
(zacht).
- Hoe denk je dat ‘vorstin’ met de republiek te rijmen?
Derde Raadslid
(zacht).
- In 't geheel niet. Met een vrouw is 't altijd beter in het ongerijmde te blijven.
Eerste Raadslid
(voorstellend).
- Onze grootste geleerde, dien Civilis, tot dank voor het uitmuntende onderricht, aan zijn zoon Tioto geschonken, onrechtvaardig uit het eiland verbande.
Paedagoog.
- Wijze Véleda, Seneca's vriend reikt u de hand, die de schrijver van den Apokolokuuntosis door een druk zijner vingeren geheiligd heeft.
Veleda
(neemt de hand niet aan).
- Wat heilig is heb ik steeds geëerbiedigd.
Paedagoog
(een papyrusrol te voorschijn brengende).
- Mag ik u dan een exemplaar aanbieden van mijn dissertatie de adoratione et imita.......
Eerste Raadslid.
- Geen tijd meer verspild! Daar komt de afkondiger, en het volk volgt hem op de hielen. Nu is het zaak om met groote woorden de menigte zand in de oogen te strooien. | |
[pagina 25]
| |
Veleda
(ter zijde).
- Als zij gelooven dat ik dit om hunnent wil doen zal, dan hebben de dwazen 't glad mis. (luid). Gaan wij ter zijde, Claudia, om ter gelegenertijd tusschenbeiden te komen. (af met Claudia).
| |
Tooneel 5
Drie Raadsleden, Paedagoog, Afkondiger, Sabina, Bertha, Ganna, Tioto, Soldaten, Volk.
(De soldaten duwen het volk in groepen uiteen, de afkondiger ontrolt in het midden de lange papyrusrol).
Soldaten.
- Plaats voor den afkondiger der wetten. Op zij, maakt ruimte daar. Plaats! Plaats! als je blieft!
Afkondiger.
- Claudius Civilis aan het volk der Batavieren, saluut! Wij, Claudius Civilis, aanvoerder der Bataafsche heerscharen, overwinnaar in tal van veldslagen, eereburger der stad Rome en grootmeester van alle bekende en onbekende ridderorden der wereld, doen te weten, dat wij, met voorlichting van onzen specialen god Bato en bijstand van onzen grooten Raad, er in geslaagd zijn den kanker te ontdekken, die onze oorspronkelijkheid en zelfstandigheid ondermijnt. Vertrouwende dat iedere Batavier, die een greintje zelf- en menschenkennis bezit, dezen kanker evengoed kent als wij, en dat zij, die zelfs dat greintje missen, uit de bepalingen onzer wet dien kanker zullen leeren kennen, houden wij u niet op met eene beschrijving der kwaal, maar gaan wij onmiddelijk tot de afkondiging der wetsartikelen over, welke ten doel hebben den genoemden kanker te bestrijden en zoo mogelijk geheel uit te roeien. Artikel I. Het is aan alle opvoeders van kinderen in 't algemeen, aan moeders, grootmoeders, tantes, oudste zusters, voogdessen en belangstellende vriendinnen in 't bizonder, van nu af aan verboden de lievelingen, aan hare zorgen toevertrouwd, onverschillig tot welke kunne dezen behooren, naar uitheemsche gebruiken groot te brengen, volgens vreemde, zoogenaamde modes te kleeden, hun vreemde talen te laten leeren, hen onder toezicht van vreemdelingen, hetzij bonnes, hetzij gouverneurs en gouvernantes, in zelfverachting te doen opvoeden, met bewondering voor vreemde zeden en spreekwijzen te vervullen, naar vreemde kostscholen te sturen, enz. enz., tenzij genoemde lievelingen door den grooten Raad bevonden mochten worden de jaren des onderscheids van goed en kwaad te hebben bereikt. Mochten evenwel meergemelde lievelingen getoond hebben de jaren des onderscheids nooit te kunnen bereiken, dan zullen zij tot aan hun verscheiden onder toezicht blijven van een door den grooten Raad benoemden Bataafschen voogd. Op overtreding dezer bepaling wordt gesteld, de straffe des doods, subsidiair het van buiten leeren van het officiëel Bataafsch woordenboek. | |
[pagina 26]
| |
Paedagoog
(na een oogenblik stilte).
- Batavieren, hoor ik geen enkelen klank van verontwaarding uit uw midden opgaan over zulk een ten hemel schreiende bepaling?
Eerste Raadslid.
- Ja, mevrouw Ganna, de Fröbel-methode door u met zooveel succes bij de opvoeding van uw Bertha gevolgd, zal u voor haar zusje moeten laten varen.
Ganna.
- Ik denk er niet aan! Liever drie woordenboeken van buiten geleerd.
Sabina.
- Geen vreemde talen? Hoe zal er dan ooit een fatsoenlijk, gedistingeerd mensch van mijn Tioto groeien?
Bertha.
- Moes, ik wil bepaald naar een kostschool in Rome. Ik kan de Bataafsche schooljuffrouwen niet uitstaan, en in het buitenland hebben de meisjes veel meer pret.
Ganna.
- Wees gerust, Bertha! Eerst naar een pensionnaat en dan naar een conservatoire. Denkt Civilis dat ik mij met een Bataafschen muziekmeester zal behelpen, die niet eens veel geld voor zijn lessen durft vragen?
Afkondiger.
- Artikel II. Van het aanstaande Paltersfeest af zal 't aan geen Bataafsche vrouw meer vergund zijn een vreemdeling tot echtgenoot te nemen. (Een kreet van schrik gaat op).
Afkondiger.
- Hetzij voor haar zelve, hetzij voor haar dochter, hetzij voor een lid harer familie, hetzij voor een goede vriendin. Een uitzondering wordt gemaakt voor haar, die ten genoege van den grooten Raad kan aantoonen, dat de voortreffelijkste Batavier in voortreffelijkheid voor haar uitverkoren vreemdeling moet onderdoen. Elke overtreding zal gestraft worden met verbanning, subsidiair een gedwongen huwelijk met een Romeinschen overlooper of een Bataafschen tuchthuisboef.
Ganna.
- Welnu, komaan, mijn eerste man, die hier met oplichterij in 't groot zijn fortuin heeft gemaakt en met een scheldwoord tegen de Batavieren op zijn lippen gestorven is, was een echte Frank. Meent Civilis dat ik na zulk een verleden nu een eerlijken Bataafschen lummel tot stiefpapa over mijn kinderen aanstellen wil?
Een vrouw.
- Ik heb mijn oudste dochter, Fricka zij gedankt, aan een gedistingeerden Romein verpast, maar tien ongehuwden blijven mij over.
Derde Raadslid.
- En Bato alleen weet hoevelen er nog bij zullen komen.
Een vrouw.
- Juist mijnheer. Wat zou er van die arme wurmen worden, indien er op de badplaatsen geen galante Frankische baronnen, Romeinsche markiezen, Slavonische graven te vinden waren?
Stemmen.
- 't Is een schande! Weg met die wet! weg met die wet!
Afkondiger.
- Stilte! in naam van Claudius Civilis eisch ik stilte. | |
[pagina 27]
| |
Artikel III. Alle gedachtelooze naäperij is verboden op straffe van prijsgeving aan de algemeene bespotting.
Een dameskleermaker.
- Daar kom ik uit naam van al mijn collega's artiesten tegen op. Het brood wordt ons uit den mond genomen en onze kinderen worden met den hongerdood bedreigd.
Afkondiger.
- Houd je mond toch, kerel!
Paedagoog.
- Neen, laat hem spreken; dat recht heeft iedere Batavier.
Stemmen.
- Ja, iedere Batavier.
Dameskleermaker.
- Ik denk er niet aan mijn mond te houden Dames en heeren, of liever dames alleen, luistert, al is 't maar uit medelijden.
Eerste Raadslid.
- Ja luistert, luistert allen.
Stemmen.
- Stilte.
Dameskleermaker.
- Ik ben van beroep dameskleermaker. Wat moet er dus van mij worden als de gedachtelooze naäperij strafbaar wordt gesteld? Met de modes is 't subiet uit. Terugkeer tot de voorvaderlijke dierenhuiden is het eenige wat mij en u overblijft.
Derde Raadslid.
- Dierenhuiden, dat is immers te veel of te weinig, wel foei!
Alle vrouwen.
- Foei! Foei!
Dameskleermaker.
- Foei! Juist, zegt foei! Dit is het ware woord. Ik vraag het u, wat moet er van de Bataafsche dames worden wanneer men haar de Frankische zadeltjes, de Britsche achterste voren toegeknoopte hanssoppen, de Romeinsche pruiken en de Egyptische oogenbeschildering verbiedt? Hoe zal ik een gedistingeerde vrouw van de wereld moeten uitdossen, als ik de toonaangevende Frankische hetaere niet meer uit de verte nabootsen mag?
Tweede Raadslid.
- En dat alles om der wille van die onoogelijke diervellen? De zedelijkheid wordt aangetast. Neen, mijn dochter, liever stoot ik als wijlen Virginius je den dolk in 't hart, dan je op deze wijze aan de schande over te geven.
Afkondiger.
- Genoeg! Artikel IV. Het is voortaan ongeoorloofd eenig voorwerp of begrip anders aan te duiden dan met zijn eigen Bataafschen naam op straffe van uitsnijding der tong. Uitgezonderd zijn de voorwerpen of begrippen, waarvoor geen Bataafsche namen bestaan.
Eerste Raadslid.
- De dingen bij hun namen noemen? Wat moet er dan van de diplomatie worden?
Tweede Raadslid.
- En van de hofetikette? Ik leg morgen mijn opper-ceremoniemeestersambt neder.
Sabina.
- Op die manier zal niemand meer een fatsoenlijk woord kunnen spreken. | |
[pagina 28]
| |
Ganna.
- Mijn man was niet van adel, maar nooit zal ik dulden dat mijn dochter juffrouw wordt genoemd.
Bertha.
Ik ben een freule, niet waar, mama?
Een man.
- Als wij de races wedrennen moeten noemen en de judges rechters, dan is alle geur er af.
Paedagoog.
- Hoe is 't mogelijk dat iemand, die zelf kinderen heeft, verlangen kan, dat wij een pantalon een broek zullen noemen, een inexprimable een onderbroek, een parapluie een regenscherm, déjeuner, diner, souper, ontbijt, middagmaal, avondmaal, migraine hoofdpijn, transpireeren zweeten, en derrière achterste?
Eerste Raadslid.
- Juist omdat ik Bataafsch met mijn kleine kinderen spreek, converseer ik in het Frankisch met de anderen. Ik vraag het u, hoe kan iemand op rijperen leeftijd nog achting hebben voor een taal, waarin hij eens stamelend aan een dienstbode om pap heeft gevraagd en aan zijn moeder te kennen gaf dat hij baba deed op vaders knie?
Stemmen.
- Neen, wij willen die wet niet! Weg er mee, weg er mee!
Afkondiger.
- Stilte, anders komen wij er van daag niet. De groote Civilis vindt dat er hier verbazend veel te reglementeeren valt. Artikel V. In overweging nemende dat kunst de schoonste bloesem is van een zelfstandige, nationale ontwikkeling, wordt den leden van den grooten Raad op straffe des doods gelast, bij het besteden der gelden, beschikbaar voor het Hooger onderwijs, aan de Hooge school van Lugdunum Batavorum in de eerste plaats op de leerstoelen acht te geven noodig tot vorming van kunstenaars en van een op kunstgebied ontwikkeld volk.
Algemeene toejuichingen.
Afkondiger.
- Eindelijk eens een bepaling, die in den smaak valt. Dat geeft verademing. Artikel VI. Alle oorspronkelijke en vertaalde werken, aanspraak makende op letterkundige waarde, zullen geschreven moeten zijn overeenkomstig de spelling en taalregels van het officieel Bataafsch woordenboek, opgesteld door Claudius Civilis, terwijl bovendien voor het openbaar maken van eene vertaling de vergunning van den grooten Raad noodig is, die steeds geweigerd zal worden zoodra het blijkt dat het lezend publiek vreemde schrijvers boven de Bataafsche voortrekt, bij gelijke waarde hunner werken.
Stemmen van af- en goedkeuring tegelijk.
Goed! juist! Weg met die dwaze wet!
Afkondiger.
- Dienaangaande schijnen de meeningen uiteenteloopen.
Eerste Raadslid.
- Moeten wij nu Bataafsche boeken lezen? Ik heb er nog nooit een ingezien, maar ben overtuigd dat het altemaal prullen zijn.
Paedagoog.
- Wat mijn eigen geschrift, de adoratione et imitatione classicorum aangaat, teeken ik protest aan tegen uwe woorden, maar dat het artikel niet deugt, stem ik u volmondig toe. | |
[pagina 29]
| |
Waar moet het met onze Bataafsche schrijvers heen, wanneer men ons niet meer vergunt vertalingen te maken, die terstond door alle leesgezelschappen, kransjes en talrijke huisgezinnen worden aangekocht? Denkt Civilis, dat wij kunnen leven van het honorarium dat de uitgevers ons hier voor oorspronkelijk werk betalen?
Een letterkundige.
- En dan die spelling? In mijn Essays, is de eigenaardige spelling mijn eenige oorspronkelijkheid. Moet mij die nu ook nog ontnomen worden?
Derde Raadslid.
- Bovendien is deze bepaling volstrekt niet in het waarachtig belang der kunst. Met den dag wordt de kunst cosmopolitischer, en tegen dit vrije streven vermag een woord van Civilis toch niet veel.
Afkondiger.
- Ten slotte stelt Civilis, doordrongen van de waarheid: de taal is gansch het volk, een nieuwen Raad in, die onder de zinspreuk: ‘Oefening kweekt kennis’.......
Man uit het volk.
- Hoor! Hoor!
Afkondiger.
- Voor de belangen van de Bataafsche letteren zorg dragen zal en welks leden met hunne bloedverwanten en magen borg moeten blijven voor de zelfstandige ontwikkeling der Bataafsche letterkunde.
Man uit het volk.
- Dat lijkt nog zoo kwaad niet!
Afkondiger.
- Voorzitter zal ten alle tijde hij wezen, die de vaderlandsche letteren het oprechtst lief heeft.
Paedagoog.
- Welk een humbug.
Man uit het volk.
- Ik weet niet of er Batavieren gevonden worden, die onze letterkunde warmer liefde toedragen dan ik, maar Civilis wete het: ik stel mij voor de toekomst candidaat.
Afkondiger.
- Op de eerste nalatigheid van een der raadsleden in de behartiging der hem toevertrouwde belangen, kan door de voorzitter de straf van verbanning van het servetje zonder vorm van proces worden toegepast; op de tweede volgt onmiddelijk de hongerdood. Ik heb gezegd (af).
| |
Tooneel 6.
dezelfden, behalve de afkondiger, doch met véleda en claudia. (Verward rumoer van stemmen, allen herhalen de reeds gemaakte aanmerkingen).
Veleda
(tot Claudia).
- Aarzelt ge nu nog langer? Civilis verbiedt u de vrouw te worden van den Romein!
Claudia.
- Neen, ik aarzel niet meer. De goden wijzen mij den weg tot den geliefde mijns harten. | |
[pagina 30]
| |
Veleda.
- Batavieren, gij mort en met recht. Civilis maakt schandelijk misbruik van zijn gezag en tast uw hoogste goed aan: de vrijheid van het individu.
Stemmen.
- Zij heeft gelijk. Luistert!
Veleda.
- Wat gaat ons nationaal karakter, oorspronkelijkheid, zelfstandigheid aan, indien ieder onzer niet vrij is gehoor te geven aan zijn grillen en luimen?
Stemmen.
- Ja, wij willen vrij zijn.
Veleda.
- Ter wille van de vrijheid zijn uw edelste helden gevallen. Zult gij nu de vrijheid weer in boeien laten slaan?
Stemmen.
- Neen, nooit!
Man uit het volk.
- Sofismen! Ware ik al voorzitter van den letterkundigen Raad, ik riep onze letterkundigen op om ook daartegen te strijden.
Veleda.
- Luister toch niet naar dien man. Liever vrij de hand gereikt aan den Romein, die een verbond met ons wil sluiten, dan voor den tiran het hoofd gebogen, opdat hij ons zijn voet op den nek zou kunnen zetten.
Stemmen.
- Ja, ja, zij heeft groot gelijk!
Man uit het volk.
- Zij heeft geen gelijk. Alleen bij een zelfstandig volk kan ware vrijheid bestaan.
Stemmen.
- Zwijg, tirannenvriend.
Claudia.
- Niet tegen de Batavieren, maar alleen tegen hun verdrukkers heeft Cerealis vijandelijke bedoelingen. Offert Civilis op en gij zijt vrij!
Stemmen.
- Offert hem op! Offert hem op?
Veleda.
- Laat ons aan Cerealis zekerheid verschaffen, dat wij rustige buren willen zijn van het machtige Romeinsche rijk en gaarne zal hij ons al de voorrechten schenken, die wij begeeren.
Stemmen.
- Voorrechten! Ja, leve de voorrechten! Vrij jenever en algemeen stemrecht. Leve Rome!
Eerste Raadslid.
- Zoete broodjes moeten wij bakken, dat heb ik altijd gezegd.
Ganna.
- Ja, geen oorlog meer!
Sabina.
- Geen oorlog meer, die mannen en kinderen wegmaait!
Derde Raadslid.
- En schrikbarend veel geld kost.
Eenige mannen.
- Weg met Civilis, den volkspijniger!
Een man.
- Eigenbelang drijft hem. Hij wil alleenheerscher worden.
Claudia.
- Neen, dat is niet waar!
Veleda.
- Het is wel waar. Eigenbelang en bevoordeeling van zijn vrienden zijn de eenige drijfveeren van al zijn daden.
Een man.
- Levert hem uit!
Paedagoog,
- Aan de Romeinen, ja, dat is een uitmuntend idee.
Stemmen.
- Vrij jenever en algemeen stemrecht. Leve Rome. | |
[pagina 31]
| |
Man uit het volk.
- Schaam je, cosmopolitiesche nul!
Veleda.
- Wat ligt den Batavier het naast aan 't hart? Ik zeide 't reeds, zijn persoonlijke vrijheid. Maar wat in de tweede plaats? Zijn beurs immers. Welnu Batavieren, beseft gij niet dat er scholen op het eiland moeten gebouwd worden, indien het ons niet meer vrij zal staan onze kinderen naar vreemde kostscholen te sturen?
Stemmen.
- Zij heeft alweêr gelijk.
Veleda.
- Begrijpt gij niet dat die scholen geld, veel geld zullen kosten, en dat dit geld weer in de zakken van Civilis' vrienden terecht zal komen, die de gebouwen zullen optrekken en die er les in zullen geven?
Een vrouw.
- 't Is duidelijk, ons geld wordt verspild.
Paedagoog.
- Welk een dwaasheid ook is zoo'n leerstoel voor kunst! Ik, die mijn opleiding in de bakermatten van alle kunst en wijsheid genoten heb, breng u immers het oudste en het nieuwste op elk gebied. Toch heeft de tiran mij verbannen. Blijkt daaruit niet dat hij inderdaad de ware geleerdheid en de ware kunst veracht?
Eerste Raadslid.
- Een woordenboek voor ons armzalig taaltje, terwijl ik eerstdaags, als ten minste de voornaamste Europeesche regeeringen subsidiën willen toekennen, de grammatica van mijn cosmopolitische wereldtaal gereed heb. Welk een tijd- en geldvermorsing!
Ganna.
- Een groote raad van mannen voor onze letterkundige belangen! 't Is belachelijk! Als 't nog vrouwen waren! Die heeren raden doen immers nooit iets anders dan babbelen, eten en drinken.
Man uit het volk.
Als de vrouw het niet alleen met zich zelve, maar ook met onze letterkunde goed meent, zal niemand haar beletten ons te steunen.
Veleda.
Dwaasheid! Batavieren, staat op! Staat als éen man op, en werpt den geweldenaar neder.
Stemmen.
- Leve Rome! Vrij jenever en algemeen stemrecht. Leve Rome!
Claudia.
- Haalt planken en herstelt de brug! Voor Cerealis sta ik borg. (Zij geeft weder het teeken.)
| |
Tooneel 7.
Dezelfden. Cerealis.
Cerealis
(op den anderen oever).
Wat beteekent al die drukte? (Het volk brengt planken aan).
Claudia.
Edele Romein, wij willen de vreemdelingen binnen halen, om ons zelven te bevrijden van de nationale tirannie. | |
[pagina 32]
| |
Cerealis.
Zij herstellen de brug! Zij halen ons in. Op! Romeinen, de Batavieren zijn met krankzinnigheid geslagen. Te wapen, soldaten, te wapen! Trompetters, blaast den aanval! (Tumult, trompetgeschal, Cerealis verdwijnt, Civilis komt uit zijn hut te voorschijn.)
| |
Tooneel 8.
Dezelfden, zonder Cerealis, met Civilis.
Civilis.
- De Romeinen blazen den aanval! Wat is er te doen?
Allen.
- Weg met de nieuwe wet! Weg met Civilis! Leve de vrijheid!
Civilis.
- Oproer op het eiland? Wat wilt ge Batavieren?
Allen.
- Intrekking van de nieuwe wet; vrijheid, vrijheid! algemeen stemrecht!
Civilis.
- Ik zie heel veel vrouwen onder u, eenigen in vrouwengewaad, anderen in manskleeren. Hebben zij de overhand gekregen? Zwichten de dapperen, met wie ik de Romeinsche legioenen versloeg nu voor wijvenpraatjes?
Sabina.
- Hij scheldt ons uit.
Ganna.
- Krabt hem de oogen uit!
Paedagoog.
- Geen tirannen meer. Wij willen vrij zijn!
Sabina.
- Vrij om onze lievelingen naar vreemde scholen te zenden.
Ganna.
- Vrij om aan vreemde goden te offeren.
Sabina.
- Vrij om vreemde modes aan te nemen.
Claudia.
- Vrij om vreemde mannen te trouwen.
Bertha.
- Vrij om vreemde woorden te gebruiken.
Tioto.
- Vrij om clubs met vreemde namen te hebben.
Paedagoog.
- Vrij om vreemde prullen te vertalen.
Allen.
- Vrij! Vrij! Met Rome en de vrijheid verêend.
Een Soldaat.
- Veldheer, zij hebben gelijk. Wat kan een klein volk doen, wanneer het op elk gebied zich ingeklemd voelt tusschen groote vijandelijke machten?
Civilis.
- Dat vraagt mij een van mijn krijgsmakkers? Soldaten, grijpt hem, snijdt hem baard en hoofdhaar af, en kerft hem het aangezicht, tot hij op een tachtigjarig besje begint te gelijken!
De soldaat.
- (Zijn zwaard trekkend tegen twee soldaten, die hem willen grijpen). Liever sterven, dan zulk een smaad verduren! Valle aan wie durft!
Civilis.
- Goed gesproken, kameraad! Je hebt nu zelf gezegd wat een klein volk doen kan, wanneer het in de klem raakt. | |
[pagina 33]
| |
Man uit het volk.
- Ja liever sterven dan werkeloos onze verbastering aanzien.
Veleda.
- Mannen, laat u niet door listige taal verleiden. Brengt meer planken aan, herstelt de brug en werpt den tiran neder.
Stemmen.
- Neen, brengt planken aan! Herstelt de brug!
Civilis.
- (Die nu eerst Véleda ontwaart, ter zijde). Véleda hier, en tegen mij! Bato, sta mij bij, dat is mijn zwakke zijde. (luid). Dus wilt ge den Romein binnenhalen, Batavieren? Kortzichtigen, om der wille van een oogenblikkelijk schijnvoordeel wilt ge karakter en vrijheid voor eeuwig prijs geven?
Allen.
- Ja, dat willen wij. Weg met Civilis! Leve Rome!
Civilis.
- De Romeinen rukken aan, ik sta tusschen twee vuren. (Hij snelt de brug op.)
| |
Tooneel 9.
dezelfden, cerealis, romeinsche soldaten.
Civilis.
- Welnu, moet ik ook alleen staan in den strijd, slechts over het lijk van Civilis heen zullen de Romeinen dit eiland betreden! - Weg met dat hout, ellendigen! Die mij lief heeft sta mij ter zijde!
(Drie soldaten voegen zich bij hem). Kom over, Cerealis, als je durft en kunt!
Stemmen.
- Komt nu, Romeinen!
Cerealis.
- De stroom is sterk.
Veleda.
- Dat zal geen bezwaar wezen.
Cerealis.
- Aangetreden.
Stemmen.
- Leve Rome!
Veleda.
- Wodan, Wodan, ter hulp! Wreek uwe gehoonde profetes!
Cerealis.
- Vooruit met de boogschutters! Schiet den boer neder!
Veleda.
- Wodan, Wodan, laat de winterkorst den vloeibaren weg vastmaken, opdat hij den vijand tot een pad worde. Wraak, wraak!
Civilis.
- Schiet, Romeinen, maar mikt goed, anders lacht de boer u uit. Vraag eens aan den Brit, of boeren het schieten niet beter verstaan, dan menig ander volk.
Cerealis.
- Ik stik van woede..... Ziet, het sneeuwt.
Stemmen.
- Het begint te vriezen.
Cerealis.
- Reeds ligt er een vlies over het water.
Paedagoog.
- Winter in het voorjaar, dat is alleen in dit waterland mogelijk. | |
[pagina 34]
| |
Civilis.
- Soldaten, het oogenblik om te toonen hoe een Batavier sterft, is aangebroken. Tot wederziens in Walhal aan Wodans heldendisch!
Stemmen.
- Welk een kou, de winter is teruggekeerd.
Veleda.
- O! Freya, wat is Civilis schoon in 't gevaar! Neen ik kan hem niet onder laten gaan, mijn liefde zegeviert.
Cerealis.
- Spant de bogen, legt aan!
Veleda.
- Sneeuw smelt, winter wijk! Romeinen halt! De goden geven mij een teeken.
Cerealis.
- Wat beduidt dat nu weer?
Allen.
- Wat willen de machtigen?
Veleda.
- De machtigen openbaren zich aan mijn geest. Mijn blik dringt in de toekomst door. Ik zie wat moet geschieden. Geen oorlog meer! Vrede heersche op het eiland der Batavieren. Civilis en Cerealis, reikt elkaar de hand.
Cerealis en Civilis.
- Een bondgenootschap dus?
Veleda.
- Ja, een bondgenootschap.
Eerste Raadslid.
- Wat beteekent deze onverwachte wending?
Paedagoog.
- Vriendlief, ik vrees dat wij in het ootje worden genomen.
Man uit het volk.
- Liever jij dan het volk?
Civilis.
- Als 't zoo wezen moet, laat ons dan van den nood een deugd maken! (Hij reikt Cerealis de hand).
Veleda.
- Civilis, gij hebt u verstout de goden uit te hooren en hunne priesteres te bedriegen, de machtigen dulden niet dat gij langer aanvoerder der Batavieren blijft. Afstand moet gij doen van den troon en voor de rest van uw leven zult ge als slaaf in Veleda's dienst arbeiden.
Drie Raadsleden en Paedagoog.
- Aha!
Man uit het volk.
- O wee!
Veleda.
- (zacht). Je zult het evenwel zoo kwaad niet bij mij hebben. (luid) Aan uw zoon Tioto vervalt de kroon.
Drie Raadsleden en Paedagoog.
- Wat?
Man uit het volk.
- Dan is alles nog niet verloren.
Veleda.
- Maar om hem te onttrekken aan den verderfelijken invloed van zijn moeder, wordt deze met hare vriendin Ganna naar Rome verbannen. Ook Claudia mag niet langer op dit eiland blijven en, daar zij geheuld heeft met den vijand, zal haar de eer der Bataafsche vrouw, de lange, goudgele haarvlecht worden afgesneden.
Claudia.
- Onnoodig. Ik heb er al lang een chignon van laten maken. (zij rukt zich den chignon af).
Algemeen geroep.
- Foei! o schande!
Sabina.
- Geen schande, maar een charmante mode. | |
[pagina 35]
| |
Veleda.
- Verbannen zijn bovendien de drie leden van den grooten Raad, terwijl de verbanning van den Paedagoog gehandhaafd blijft.
Man uit het volk.
- Bravo!
Eerste Raadslid.
- Schandelijk verraad!
Tweede Raadslid.
- Edele Civilis, verneem wat er....
Derde Raadslid.
- Neen, laat mij 't u voordragen....
Paedagoog.
- Laat ik het zeggen.
Veleda.
- Soldaten. voert die schreeuwers weg! (De raadsleden worden verwijderd).
Ingetrokken is de nieuwe wet, en nooit zal het grootsche plan, dat Civilis zich met bovenmenschelijke driestheid voorstelde te kunnen bereiken, tot werkelijkheid mogen worden.
Civilis.
- Arme Batavieren!
Veleda.
- Over meer dan duizend jaren zullen de Batavieren nog altoos aan vreemde goden offeren, zullen hunne vrouwen vreemde modes en vreemde gebruiken volgen, en zullen hunne kinderen voorkeur koesteren voor talen, die zij niet recht begrijpen, en verachting voor hunne moedertaal, waarin zij zich misschien juist zouden kunnen uitdrukken.
Man uit het volk.
- Ten strijde dan voor taal en kunst.
Veleda.
- Over meer dan duizend jaren zal er nog altoos geen algemeen erkend Bataafsch woordenboek bestaan, en aan de Hoogeschool van Lugdunum Batavorum zal wel het Chineesch behandeld worden, maar geen leerstoel voor kunstgeschiedenis zijn. Evenwel, omdat Bato een goed woord voor u deed, verleenen u de machtigen een verzoeting van zooveel bitterheid. - Hoe klein het land der Batavieren ook zij, vrij zal het volk er blijven, zoo vrij als nergens ter wereld een andere natie is. - Nog over meer dan duizend jaren zullen er hier echt Bataafsche harten kloppen, en nooit zal een vijandelijke macht er in slagen langen tijd te heerschen over dit klein gebied. - Ondanks hare voorkeur voor al wat nieuw is, zal het der Bataafsche vrouwen niet gelukken hare oorspronkelijkheid geheel te verliezen of zelfs maar te verbergen. Geen dochter van dit land zal ooit leeren zich onmiskenbaar als een Britsche, Romeinsche, Allemannische of Frankische voor te doen. De Raad van letterkundigen eindelijk, onder de zinspreuk Oefening kweekt Kennis, door u in het leven geroepen, zal ook over meer dan anderhalf duizendtal jaren nog in werking en bloei zijn. Hij trede voor, die van liefde voor de vaderlandsche letteren blakend zoo even zich aanbood eenmaal Oefenings voorzitter te zijn. Hem reik ik den hamer toe, want niemand is waardiger deze taak op zijn schouders te nemen dan hij die zich met zooveel ijver er bereid voor heeft verklaard.
Man uit het volk.
- Profetes, gaarne zou ik Oefenings voorzitter | |
[pagina 36]
| |
worden, maar ik aarzel zulk een verantwoordelijkheid op mijne schouders te nemen. De toekomst is duister voor ons klein volk.
Veleda.
- Ik zal haar u helder maken. Moge dan uw aarzeling overwonnen zijn. Wodan blikte in de bron der Nornen en zag al wat geschieden moest. Ik zal den voorzitter van Oefening doen verschijnen, die in het jaar 1884 den hamer zwaaien zal, en hij zal u verkonden al wat in der eeuwen loop geschieden moet. Zijn hart zal in uw hart kloppen, zijn geest in uw geest leven, zijn oog door het uwe blikken en zijn mond zal spreken door den uwe. Aldus verneme een ieder wat Oefening worden moet en wat eenmaal Oefening zal geweest zijn. Arnold Ising verschijn!
Man uit het volk
(werpt een valschen baard af en verandert in den Voorzitter).
Veleda.
- Voorzitter, aan u het woord. Ge blikt de Batavieren en mij zoo vragend aan. Het is alsof ge uw tijd tot spreken nog niet gekomen acht. Zult ge het mij echter weigeren ons duidelijk te maken, wat Oefening kweekt kennis in het jaar 1884 zal geworden zijn?
Voorzitter.
- Neen, Profetes. Wel kostte het mij eenige moeite tot u terugtekeeren, maar voor Oefening viel mij nooit iets te zwaar, en ik vertrouw dat de Batavier uit de negentiende eeuw nog een taal voert, die zijn vrijen en fieren voorvaderen verstaanbaar in de ooren klinkt. (Volgen eenige woorden met betrekking tot het vijftigjarig bestaan van Oefening kweekt kennis).
Veleda.
- En nu Batavieren, doet Ising uitgeleide. Hij keere terug tot de eeuw waarin hij werkzaam wezen zal. U blijft de taak zijn werk voor te bereiden en hulde te brengen aan den geest, die op ons roepen verschenen is. (Slottooneel.)
|
|