Uit Spanje
(1886)–Marcellus Emants– Auteursrecht onbekend
[pagina 185]
| |
IV. Sevilla.Sevilla's beroemde feria is nog een ouderwetsche jaarmarkt. De artikelen, die er verhandeld worden, zijn - behalve landbouwwerktuigen - paarden, hoornvee, schapen, zwijnen, en de kolossale getallen, waarin de kooplui deze diersoorten aanvoeren, bewijzen, dat men hier niet heeft te doen met een vermomde volksvermakelijkheid. Toch zouden de Andaluciërs geen Andaluciërs meer zijn, als zij deze gelegenheid, om zich van den vroegen morgen tot diep in den nacht aan pret te goed te doen, ongebruikt lieten voorbijgaan. - Het terrein, voor de feria afgezonderd, ligt vlak bij de befaamde sigarenfabriek. Het aangrenzende parkGa naar voetnoot1) voorziet het van een donker groenen achtergrond, de paseo met de uitloopers van zijn reeksen zware boomen. Naderbij beschouwd bestaat het uit een groot grasveld van onregelmatig vierhoekige gedaante, dat gesneden wordt door een vijftal elkander kruisende rijwegen, tusschen lommerrijke voetpaden ingesloten. Reeds bij het krieken van den eersten dag verdween het frissche groen der weiden onder de dof grijze vlekken van de kudden zwijnen, en de glanzig witte plekken van de vachten | |
[pagina 186]
| |
der merino's.Ga naar voetnoot1) Herders, met donker bruine bokkevellen omhangen, dreven de schapen langzaam een lage omheining binnen, duwden de kleine varkens op een hoop in het gras neder, en gingen toen naast hunne dieren liggen, wachtende op koopers. Ook de muilezels en de Andalucische paarden daagden in troepen op, geleid of bereden door olijfkleurige Gitano's, die in korte, fluweelen buizen waren gekleed, de zwarte oogen overschaduwd door platte, breedgerande hoeden. De jonge, vurige hengsten werden in kleine stallen aan de ruif geplaatst; de oudere en de merries bleven, met samengebonden voorbeenen, vrij in het veld. Ten slotte kwam het hoornvee aan; eerst een ontzagwekkende bruin, wit en zwart gemarmerde massa koeien en kalveren, die, voortgedreven door de zweepslagen van kleine jongens, tegen elkander leunend, dringend en schurend, een afgezonderde weide binnenstrompelden; dan een kleinere bende zwarte, muisvale en gevlekte stieren met dreigend uitstaande horens op de machtige koppen, die in een stofwolk naderden, bij elkander gehouden door wilde ruiters met scherp gepunte lansen gewapend. Tegelijk met al dit blatend en knorrend, hinnikend en loeiend gedierte, was ook de tros van het leger, hoofdzakelijk eveneens uit Gitano's bestaande, binnengerukt. Tegen de lage parkmuren werden nu de schuine dakjes van planken, matten en lompen bevestigd, waaronder zij op een bundeltje stroo den nacht doorbrachten; aan de groote reiswagens, met leder of zeildoek overspannen, werden de lappen en vodden gehecht, | |
[pagina 187]
| |
die tenten heetten te vormen, waarin zij vuren stookten, kinderen reinigden, menschen voedden, en in de schaduw der boomen werden de luchtige barakjes samengetimmerd, waaronder de vrouw met de borrelflesch den handelsgeest levendig hield, terwijl de man zorg droeg, dat het mes der negotie naar twee kanten sneed. Duidelijk was 't aan de gansche bende met haar havelooze kleederen, smerige gezichten en onzindelijke inboedels te zien, dat zij te huis hoorde onder deze opeenhooping van beesten, en opgegroeid was in den drek van platgetreden weiden. Geheel verschillend van deze nomaden deden zich de Gitana's uit TrianaGa naar voetnoot1) voor, die aan het tegenovergestelde uiteinde van de feria de helder wit linnen tenten hadden opgeslagen, waarin zij buñuelo's bakten, chocolade kookten en ter gelegener tijd ook een annisettetje schonken. Hier werd men herinnerd aan onze Hollandsche poffertjesvrouwen. De vuren voor de tenten walmden en knetterden; het gebak snerkte en verbreidde vettige geuren; de baksters noodigden vleiend uit en gingen zelfs tot handtastelijkheden over. Evenwel, ook de verschilpunten sprongen dadelijk in het oog. Het vlammend houtvuur was maar losweg op den grond gestapeld; in plaats van groote koperen platen en potlepels bedienden zich de dames van kleine ijzeren pannetjes en Eva's vorken; in stede van oud en leelijk waren de sirenen jong en zeer mooi. Doorgaans zijn zij met haar beide. Terwijl de eene u lokt, des noods binnentrekt, werpt de ander het deeg in de pan, en roert het met de vingers om. Zoodra de ringetjes gebakken zijn, stapelt de eerste ze op een bord, en, wanneer | |
[pagina 188]
| |
uw honger verzadigd, uw dorst gelescht is, verhoogt de eene den bedongen prijs met eenige stuivers voor bloemen, wisselt de tweede bij toeval in haar voordeel, en eischen zij te zamen nog een fooi voor al die moeite. Vóór twaalven bleef het woord aan de negotie. Op de rijwegen galoppeerden en draafden, steigerden en dansten onophoudelijk de uitstekende voorrijders heen en weder, die, vastgemuurd in de uitgeschulpte, met hel gekleurde dekken belegde zadels, nog altijd de verbazing der Amerikanen rechtvaardigen, welke hunne voorouders voor monsters hielden, van boven mensch, van onderen dier. Op de voetpaden stonden koopers en verkoopers, in groepen vereend, te onderhandelen, de burgers in het bovenbeschreven gewaad der Gitano's gedost, de minderen en officieren van het regiment ‘arriero's’ in hun operacostuum: een kort bruin buis, roode sjerp, korte bruine broek en zwarten ronden hoed. In de aaneengeschakelde rijen langwerpig vierhoekige tentjes, die de voetpaden van de velden afscheidden, en reeksen kleine huizen geleken van overbreede boulevards, waren de behangers nog bezig de vloeren met matten te beleggen, de wanden met papier te beplakken, gaskronen aan te schroeven, piano's te plaatsen, schommelstoelen te rangschikken, en door middel van spiegeltjes, vaasjes en bloemen de geïmproviseerde woningen op te luisteren. Ieder huisgezin, dat niet teruggetrokken leefde of de onkosten schuwde, had hier gedurende drie dagen zijn tent, en straks zouden de verschillende eigenaars opdagen om den ganschen dag in hunne respectieve kamertjes door te brengen, er bezoeken te ontvangen, te dansen, dikwijls ook het middagmaal te gebruiken. Vóór de ouders kwamen de kinderen: een joelende zwerm, | |
[pagina 189]
| |
die eerst het kleine voorplein vulde, dat met nationale en phantastische vlaggen op hooge stangen was versierd, waaronder heesche grappenmakers hunne vette varkens, dikke dames, wilde dieren en wassen beelden aanprezen, daarna zich over de breede laan verspreidde, welke aan weerszijden met speelgoedkramen was bezet. Een groote fontein, voor deze gelegenheid opgesteld, begon al draaiend een regen van diamanten in de rondte te werpen: loterijhouders, orgeldraaiers en rarekiekvertooners vingen om 't hardst aan te schreeuwen, te schetteren en te trommelen, en weldra rezen tal van onbeheerde ballons ten hemel, klonk van alle kanten trompetgeschal en werd er op grootsche schaal stierengevecht gespeeld. Intusschen hadden zich ook de heeren van het stedelijk bestuur, van de gasfabriek, van de politie, van de gendarmerie en van het kantongerecht in de tenten vervoegd, waar men hun bijstand of tusschenkomst kon inroepen, en nu nam het eigenlijk feestvierend Sevilla de lanen, paden, kamers en ververschingslokalen in bezit. Helaas kan men zich tegenwoordig zelfs niet flauw meer voorstellen, hoe de aanblik der feria moet geweest zijn in de tijden, toen het nationale costuum - voor feesten althans - nog in eere was. De traditie is gebleven, dat ieder bij deze gelegenheid voor het eerst zijn zomergewaad aantrekt; maar dat zomergewaad komt heden ten dage regelrecht uit Parijs. Van den kleurenrijkdom, waarop Majo en Maja hun zuidelijk schoon zoo goed wisten te doen uitkomen, zijn in de hoogere standen alleen de uitstervende zwarte en witte mantilla's, de vurige bloemen in 't haar en de coquette waaiers overgebleven, terwijl de volksklasse bovendien nog aan de zijden sjaal vasthoudt, die, zwart, rood, wit of geel van grondkleur, door de opgelegde, | |
[pagina 190]
| |
hel getinte bloemen of phantastische dieren aan haar Chineeschen oorsprong herinnert. Met de dansen is 't al niet veel beter gegaan, en de kleine voeten, die het walsen nog altijd niet meester zijn geworden, hebben wel vele eigenaardig Spaansche passen geheel verleerd. Gelukkig telt de Seguedilla met haar begeleiding van castagnetten geklepper, zang, handgeklap en gitaargetokkel nog immer genoeg beoefenaars om den vreemdeling eenigermate de bekoring dezer welsprekende pantomimen te doen gevoelen. Wie met den naam van dans alleen een doorrennen van groote ruimten, een verhittend trappelen, een zinsverbijsterend rondzwaaien bestempelt, zal hier zijn gading niet vinden. Wie daarentegen een geopend oog heeft voor de verleiding van bevallige standen, gesmijdige buigingen, uitdagende passen, loopt kans met een groote minachting voor de Fransch-Duitsche springerij Spanje te verlaten. Toen het meerendeel der tentjes bezet waren, en de ouden van dagen, in schommelstoelen neêrgevlijd, er kringen hadden gevormd, die maar een kleine ruimte in het midden open lieten, deed zich, op verschillende plaatsen tegelijk, het eerste castagnettengeklepper hooren. Aanstonds drongen de toeschouwers voor de geopende kamertjes samen, en, terwijl geen der dansende paren zich om het zeer gemengde publiek in het minst bekommerde, viel het ook buiten niemand in door een ongepast woord ergernis op te wekken. NooitGa naar voetnoot1) zag ik fatsoenlijker en broederlijker omgang van verschillende standen dan tusschen | |
[pagina 191]
| |
de plebeïsche, Spaansche aristocratie en het aristocratische, Spaansche plebs. Zoodra een der heeren in de snaren had gegrepen, en de rest van het gezelschap zich bereid toonde met gezang en handgeklap het rhythmus te ondersteunen, gingen de jongelieden, met castagnetten aan de duimen, naast elkander staan. Op het eerste gezongen woord trad de danser naar voren, wendde zich tot het meisje om, en begon de aanvangsfiguur. Voortdurend klapperend met de castagnetten bewogen beide de armen met langzame buigingen boven het hoofd heen en weêr, strekten ze nu en dan horizontaal uit, zwaaiden ze soms met een plotselingen val onder elkander door, en hieven ze dan weêr met een veerkrachtige zwenking omhoog. Ondertusschen teekenden de sierlijke voetjes, voor- en achterwaarts, naar links en naar rechts keurige passen op den grond af, blikten de fluweel zwarte oogen elkander gestadig in den diepen gloed, en schoven de lenige gestalten, onder het langzaam verwisselen van plaats, in de verleidelijkste houdingen en met de bevalligste buigingen, dicht langs elkander henen. Elke figuur - men danst de Seguedilla in 3, 5 of 7 figuren - eindigt met de herneming van den oorspronkelijken stand. Dan heft het paar de buitenwaarts gekeerde armen omhoog, laat de beide anderen zinken, en besluit met één enkelen knap der vier castagnetten op het slotakkoord der melodie. - Het was ongeveer half vier, toen de feestvierende menigte plotseling weêr begon te dunnen: men trok naar de Plaza de toros. Bijna drie uren lang bleef het nu vrij ledig op het terrein; alleen de bedelaars gingen bij de ouden van dagen rond, en de kinderen vermaakten zich tusschen de kramen. Half zeven was echter nog niet geslagen, als plotseling een dichte stroom voetgangers, van twee kanten tegelijk, de wan- | |
[pagina 192]
| |
delpaden binnenstortte, de lanen vulde, de rijen stoelen overrompelde en de tenten ingolfde, gevolgd door een heirleger van rijtuigen, in allerlei grootte en vorm, allerlei aard en soort, dat den breeden rijweg geheel in beslag nam, door de politie met moeite in bedwang werd gehouden, en zich ten slotte tot een regelmatig op en neêr rollen liet bewegen, aan elk uiteinde een halven cirkel beschrijvend om een roerloozen agent te paard. Het was paseo-tijd, en voor de drie feestdagen had de mode den dagelijkschen rit herwaarts verlegd. Gedurende den ganschen tijd, dat het rijden duurde, werd er in de tenten alleen door kinderen aan dansen gedacht. Men zat in de schommelstoelen gezellig bijeen, gluurde, praatte, groette, en ontving bezoeken. Met het vallen van den avond hield de rijtuigen-stroom allengs op; de toevloed van menschen echter nam ook nu nog toe. Toen eindelijk het gas werd aangestoken, was de menigte zoo aangezwollen, dat men slechts voetje voor voetje op de wandelpaden kon vorderen, dat zich voor de tenten, waarin gedanst werd, ondoordringbare oploopen hadden gevormd, dat de restaurants en wijnschenken stoelen te kort kwamen, en dat de handtastelijke Gitana's hare prooien bij twee en drietallen tegelijk naar binnen trokken. Uit alle tenten klonk nu muziek, zang en castagnetten-geklepper; voor de spellen der wilde dieren en wassenbeelden brulden de orgels en schreeuwden de grappenmakers met vernieuwde kracht; aan het eind van de laan der speelgoedkramen knetterden de vuurpijlen en knalden de donderbussen; in de Calle San Fernando eindelijk, met haar vier en dertig bogen van vier en dertig gasvlammen elk, gonsde en joelde een luchthartig, vroolijk volk tot diep in den nacht, ja tot aan het krieken van den tweeden, feestelijken dag. |
|