Brieven aan Frits Smit Kleine
(1962)–Marcellus Emants– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
zijn vroeger standpunt grondig herzien te hebben. In een brief van 19 februari 1878 aan A.C. Loffelt schreef hij: ‘Ik ben een groot vereerder van 's mans werken, maar gevoel van zijn persoon een even grooten afkeer. Ik ben geen strenge moralist en zou gaarne den loslevenden schrijver van zijn ernstige werken willen scheiden, hoewel dit volkomen tegen mijn kunst- en levensbeginselen indruist, maar Multatuli maakt dat door zijn eigen woorden onmogelijk en bovendien vind ik hem erger dan los, ik vind hem laag. Zijn talent dat aan ruimere zienswijzen zoveel goed had kunnen doen, doet in verband met zijn gedrag daaraan veel kwaad. Deze redenen maken het mij onmogelijk den heer Douwes Dekker ooit het kleinste blijk van hulde te geven’. - Transvalen waren obligaties der Zuidafrikaanse Republiek. Haje tekent hierbij aan dat E. in zoverre Transvaalse relaties had dat mr. Heyligers, een ouder vriend van hem, met wie later zijn moeder hertrouwde, met president Kruger bevriend was. In feite hertrouwde E.'s moeder in 1872 met J.M.L. Heyligers, die reeds vijf jaar later, in 1877 overleed. - Het Spectator-opstel (over de dichteres Estella Hymans-Hertzveld) verscheen op 15 april 1882. - De Franse criticus Albert Wolff schreef in Le Figaro. Ofschoon de brief van SK. ons onbekend is, komt het mij voor dat hij geen citaat wenste te geven uit Wolff's recensie over Pot-Bouille, maar een persoonlijke mening heeft willen formuleren naar analogie van een frappante formule van de Franse criticus. Wat SK. met de verandering bedoelde wordt hierdoor echter niet duidelijker. - Het uit 1876 daterende Ein Kampf um Rom, een historische verbeelding van Felix Dahn, is een van de beroemdste ‘professoren-romans’ uit het laatste kwart der 19e eeuw. - Job is een zoon van SK.
Glion (Montreux) Hôtel Victoria 16 Mei 1882
Amice,
Het had gek kunnen uitkomen dat gij in zake Multatuli over mij beschikt hebt, maar het komt nu nog al goed uit. Zelfs wil ik de bijdrage verhoogen tot ƒ20. Er is evenwel een maar. Ge moet mij dit geld voorschieten om later te verrekenen, want ik heb op het oogenblik geen cent. Daar u dit vreemd zal voorkomen, wil ik het u verklaren. De menschen denken dat ik van mijn eigen kapitaal (sommigen zeggen zelfs van mijn renten) een huis bouw en inricht. Niets is onjuister dan dat. Zeker heb ik al een vaderlijk deel, maar moeder moet bijpassen en bovendien heb ik een inkomen uit een fonds waarvan ik niemendal begrijp. Nu werd reeds ± ⅔ van huis, grond en inboedel afgedaan. Mijn beschikbaar kapitaal verdween daarmede voor een belangrijk gedeelte en wat ik overheb zijn grootendeels onvervreemdbare hypotheken + eenige onverkoopbare effekten. Reeds zit ik hier zes weken zonder ooit een rekening te hebben betaald en dat moet nog voortduren totdat mijne moeder komt. Die kan mij op dit oogenblik niet helpen, maar zal 't kunnen tegen half Juni. Reisgeld en voorloopige kosten der huishouding moet ik dus van haar leenen. Door mijn lange reizen en de daarmede gepaard gegane langzame voltooing van het huis heb ik ten minste dit verkregen dat wij door een | |
[pagina 34]
| |
Jan ten Brink omstreeks
1884
zeer goedkoop leven belangrijke bezuinigingen konden doen en dus maar voor een betrekkelijk kleine rentederving komen te staan. Natuurlijk zeg ik u dit om onder ons te blijven en uitsluitend om te verklaren waarom mijn kas zoo ledig is. Dat ik de ƒ1000 van Jong Holland door een ongelukkige samenloop van omstandigheden moest wegschenken aan iemand, die erg in de penurie zat, komt mij al even ongelegen als het bezit van mijn Transvalen, die niemand koopen wil. De brief aan mij gericht, waarvan gij schrijft, kreeg ik niet in handen, en een brief van mij aan Santen Kolff met verzoek om inlichtingen aangaande het fonds (reeds uit Florence verzonden) bleef onbeantwoord. Uit dit laatste ziet ge waarom ik er u niet over schreef en waarom uw beschikking verkeerd had kunnen uitkomen. Zeer bedankt voor Dolly's portret en uw Spectatoropstel. Ik vind Dolly zoo veranderd, dat ik haar nooit zou herkend hebben. Is het portret zeer gelijkend vooral wat den mond aangaat? Ge schrijft daaromtrent niets. Het opstel beviel mij zeer. Ik geloof dat het zeer goed geslaagd is. Ik moet ‘geloof’ schrijven daar ik de besproken gedichten in 't geheel niet ken. De recensie van Wolff over Pot-bouille las ik ook, en Eva vindt ze juist, maar uw citaat is mij onverklaarbaar. Ge schrijft: ‘Met l'histoire des Ranzau, M. Zola est entré dans le public des fauteuils’ enz. Er staat echter: Avec la faute de l'abbé Mouret on monte dans les bibliothèques’ enz. Bedoeldet ge iets met de verandering? Zoo ja, wat? Lees bepaald Ein Kampf um Rom. Ik hecht weinig aan het gewone praatje van boeken, die je verheffen, maar dit werk gaf mij toch een gevoel, waarvan ik erkennen moet, dat het iets verheffends bezat. Je verzocht mij naderhand in je opstel eenige regels uit mijn brief te mogen aan- | |
[pagina 35]
| |
halen. Ik ben gewoon in mijn brieven voor hen, die mij begrijpen slechts zeer korte frasen te geven, die onduidelijk voor anderen moeten zijn. Ook herinner ik mij zoo precies niet meer wat je bedoelt. Het beste is, dunkt mij, dat je gebruikt wat je wilt en mij dan de copie of proef lezen laat waarin de aanhaling voorkomt, dan zal ik je melden wat mij voorkomt gewijzigd of aangevuld te moeten worden. Ik vind het aardig dat Job een practisch mensch wordt. Mij dunkt dat hij kans heeft op die manier in ons land ergens de rechte man op de rechte plaats te worden. Een Hollander heeft alleen eerbied voor practische lui. Ik meen je reeds gemeld te hebben dat wij eerst eind Augustus zullen terugkeeren naar den Haag. Mijne moeder wil eerst nog wat genieten van de berglucht en gezamenlijk keeren wij dan huiswaarts. Het zal dus ongetwijfeld September moeten worden voor wij elkander kunnen spreken en ik alles zal vernemen wat je zeker te recht beweert niet te kunnen schrijven. In de eerste weken begrijpt ge dat ik niet van huis zal kunnen gaan en ook plaats noch tijd zal hebben om iemand te ontvangen. Mijn adres blijft het bovenstaande tot 15 Juni. Daarna kunt ge mij beschrijven 's Hage Parkstraat 38, verzoeke optezenden. Kent ge een familie Laan, Leuveling, Tjeenk? Beste menschen maar ongepermitteerd onbeduidend. Zij vervelen ons hier allerliederlijkst. Het amusement is hier in 't algemeen dun, en het eten slecht, maar zooals ge begrijpt, wij zijn nu gevangen. Adieu, maak het goed.
tt Marcellus Emants
Groet je moeder s.v.p. |
|