Om de mensen
(1917)–Marcellus Emants– Auteursrecht onbekendEerste toneel.
(Dit toneel moet zeer vlug gezegd worden).
dorothea, rika, antoinette, betsy, later mies, nog later dina.
(dorothea, rika, antoinette, betsy zitten samen te praten; de teetafel staat dicht bij dorothea; trommeltjes en doosjes met snoeperijen staan op tafel. Geroezemoes van stemmen.)
rika
(niet dwaas opzichtig, maar toch te kleurig en te jeugdig voor haar leeftijd gekleed.)
Ik weet 'et zeker. Hij heeft de staat voor twee miljioen bestolen.
(Hernieuwd geroezemoes van stemmen.)
dorothea.
Hemeltje-lief, nu vergeet ik helemaal jullie snoep en tee aan te bieden. | |
[pagina 34]
| |
rika.
En ik snak naar tee.
antoinette.
Ik geen tee.
betsy.
Wat heb je voor snoep?
dorothea
(zij is opgestaan en toont de trommeltjes).
Zoute krakelingen, Goudse spritsen, Haagse hopjes, fondants, pralines.
antoinette.
Snoepen doe ik nooit.
rika.
Ik wil wel 'en Goudse sprits en stromen tee.
betsy.
Geef mij 'en praline. Chokola kan ik altijd eten.. zelfs midden in de nacht,
(allen lachen).
dorothea
(die de trommeltjes heeft aangeboden).
Asjeblieft. Zeg, ik heb jullie maar hier in de huiskamer ontvangen voor de gezelligheid. Als er deftige vizite komt, wip ik even over naar 't salon.
rika.
Weten jullie 'et andere grote nieuws al? 'et Engagement van van Overvoorde met Suze Damberts is.. af.
antoinette.
Ziet er's aan.
(hernieuwd geroezemoes van stemmen).
dorothea.
Maar waarom? | |
[pagina 35]
| |
rika.
Hij kan 't niet velen, dat zij rookt en zij kan 't niet uitstaan, dat hij zich parfumeert.
(luid gelach en geroezemoes van stemmen).
betsy.
En dat was nu 'en Jugendliebe.
dorothea
(terwijl de deur opengaat en mies van doeveren binnentreedt).
Gut, daar heb je Mies van Doeveren ook.
mies.
Dag Do. Wel, wel. Van harte gelukgewenst. Nog vele malen na deze. Heb je m'n bloemen ontvangen? En waren ze naar je smaak? Ik hoop van ja; maar..
dorothea.
Ze zijn beelderig, hoor. Dank je hartelik en ga zitten.
mies
(handen gevend).
Zo Rika, zo Betsy, zo Antoi.
betsy.
Ça va bien?
antoinette.
Gaat 'et goed?
rika.
Veel nieuwtjes gehoord sedert eergisteren?
mies.
Nieuwtjes?
dorothea
(biedt haar snoep en later tee aan).
O ja, Dank je. Verbeeld je: Van Kerken.. je weet wel de majoor van de huzaren.. die heeft 'en week | |
[pagina 36]
| |
kamerarrest. Is 't niet om te gillen?
(allen lachen).
Anna zei: t'huis stikken we van 't lachen, dat papa met z'n dikke knevel gestraft wordt, alsof ie 'en baardeloze schooljongen was.
(allen lachen).
antoinette.
Hè, ziet er 's aan.
betsy.
Un major!
dorothea.
Hoe vernederend voor z'n vrouw en z'n kinderen.
mies.
Maar ik zeg je: ze schateren er om.
dorothea.
Dan lachen ze hem uit.
rika.
'et Moet tegenwoordig 'en rare boel zijn bij 't militair.
mies.
Daar moet je van Dorsen maar es over horen.
antoinette.
En mijn papa. Weet je wat die zegt?
allen.
Nu?
antoinette.
Toen ik tot m'n bezinning kwam, zegt ie, ben ik dadelik de dienst uit gegaan.
(allen barsten in lachen uit; hernieuwd stemmenrumoer).
dorothea
(als de deur langzaam opengaat).
Wie komt daar nog? | |
[pagina 37]
| |
mies
(zacht).
Geen onbekende hoop ik.
rika
(zacht).
'en Vreemde eend in de bijt?
betsy
(zacht).
'en Störenfried?
dorothea.
Wel neen. 't Is Dina ter Borg.
rika.
De bijziende kip.
dorothea.
Dien, hier ben ik.
dina
(zeer bijziende en dus voorzichtig in haar bebewegingen.)
O.. ik... Do.. neem me niet kwalik. Van harte gefelisiteerd, hoor. Maar als ik geweten had, dat..
dorothea.
Dien, 't zijn allemaal vriendinnen. Rika, Betsy, Antoi en Mies.
dina.
O, zijn die 't maar. Dan hebben ze nieuwe hoeden op.
(allen lachen en begroeten dina.)
antoinette.
Ziet er 's aan.
rika.
Kind, neem toch 'en bril.
dina.
'en Bril staat me niet. | |
[pagina 38]
| |
betsy.
'en Lornjet dan. (dorothea geeft dina een stoel.)
rika.
Op 'en goeie dag loop je nog in 't water, net als Betje Duisberg.
mies.
Laat ik je zeggen: die wou wel zo.
allen.
O!
(Hernieuwd stemmenrumoer, terwijl dorothea tee dient).
rika.
Hier, neem 'en sprits.
betsy.
'en Praline moet je nemen.. met likeur er in.
mies.
'en Krakeling! Die krakelingen zijn verrukkelik vers.
dina.
't Is mij nog wel wat vroeg.
antoinette.
Ik snoep nooit en ik drink geen tee ook.
rika.
Ik neem nog 'en sprits.
betsy.
En ik 'en praline.
mies.
Geef mij dan nog maar 'en krakeling. | |
[pagina 39]
| |
rika.
Breng je nieuws mee, Dien?
dina.
O, ik kan jullie wat heel vreemds vertellen.
allen
(behalve dorothea).
Toe, toe. Ja. Vertel, vertel!
dina.
Nu.. er wordt beweerd.. maar zwijgen, hoor. 't Is me onder 't zegel van de strengste geheimhouding toevertrouwd.
(geroezemoes van stemmen).
Je kent van Dussen.
allen
(behalve dorothea).
Welke?
betsy.
Poil de carotte?
antoinette.
Zo'n mottige?
rika.
Die al viermaal geëngageerd is geweest?
mies.
Die lange, bleke slungel?
dina.
Dezelfde. Die zou binnen 't jaar driemaal van godsdienst zijn veranderd. En 't laatst heeft ie zich spiernaakt laten dopen.
allen.
O, foei!
(allen gillen 't uit).
dina.
't Is best mogelik, dat er niets van aan is. | |
[pagina 40]
| |
mies.
O neen. In zulke praatjes is altijd 'en grond van waarheid.
rika.
Dat ben ik niet met je eens. Van mevrouw du Tois van Ubbergen vertellen ze wel, dat ze behalve van Boxtel nog 'en amant zou hebben.
antoinette.
Ziet er 's aan!
betsy.
Fi donc!
antoinette.
En wie dan?
mies.
Wie dan?
dina.
Frans Haeksbergen.
rika.
Maar er is niets van aan. Ze hebben elkaar ééns in Italië toevallig ontmoet en toen was van Boxtel er bij en d'r man ook.
dorothea.
Ik vind één amant al zo erg.
(hernieuwd stemmenrumoer).
betsy.
En ze heeft 'en kind.
rika.
Maar als je zo'n monster van 'en man hebt als die du Tois..
(stemmenrumoer)
'en man, die gedecideerd imbécile is..
(hernieuwd stemmenrumoer).
Al had ze ook vijf kinderen, 'en mens blijft 'en mens.
| |
[pagina 41]
| |
dina.
Eén ding is zeker; hier in den Haag meten de mensen altijd met twee maten.
rika.
Nu ja; er zijn toch afhankelike mensen en onafhankelike.
mies.
Laat ik je zeggen: onafhankelik, echt onafhankelik is niemand.
dorothea.
Juist, Mies.
rika.
Ik houd mevrouw du Tois de hand boven 't hoofd. Aan 't strand is ze zó lief met d'r kind.
antoinette.
Dat is de waarheid.
dina.
En met Frans.
rika.
Nu, Haeksbergen is ook wat 'en mooie man.
antoinette.
Ziet er 's aan.
dina.
Mijn mooi in 't geheel niet.
rika.
Kind, hoe kan jij nu zien of 'en man mooi is?
dina
(terwijl de anderen luid lachen).
Al ben ik bijziende, ik ben toch niet blind. | |
[pagina 42]
| |
dorothea.
Dien blijf kalm. Ze plagen je immers maar.
(stemmenrumoer).
betsy.
Ik neem nog 'en praline.... en stap op.
mies.
Ik ook. Wie gaat er meer mee?
dina.
Als de trommels leeg zijn, ik.
mies.
Die zijn leeg, hoor.
dina.
Dan neem ik de trem.
antoinette.
Ik ook. Lijn drie.
mies.
Do, plezierige dag verder. M'n groeten aan je man.
(Stemmenrumoer; allen omringen dorothea, behalve rika, en nemen afscheid).
dorothea.
Zeker. Ik breng jullie allemaal plechtstatig 'en bezoek terug.
dina
(die 't laatst is heengegaan en terugkeert).
O, Do, waar ben je?
dorothea.
Hier.
dina.
Ik zou nog vergeten je te zeggen, dat ik de beeldjes van je man, die in de Spuistraat ten toon zijn ge- | |
[pagina 43]
| |
steld, zo dodderig vind. Vooral 't jongetje, dat diabolo speelt.
rika.
Ik houd meer van de Scheveningse visser.
dorothea.
Ik ook.
antonette
(terugkerend).
Dien, als je niet gauw komt, ga ik alleen.
dina.
Ik kom, ik kom. Dag.
(Af).
| |
Tweede toneel.
rika, dorothea, later rudolf.
rika.
En ga je nu niet es mee tea'en?
dorothea.
Ik heb 'et je al zo lang beloofd, hè? Maar zie je: tegen half vijf komt Rudolf meestal t'huis en dan vind ik 'et zo jammer om uit te gaan.
rika.
Zijn jullie nog zulke tortelduifjes?
dorothea.
We zijn pas 'en jaar getrouwd. Maar goed.. ik zal es met je meegaan.
rika.
Als je 't me dan 'en dag te voren laat weten, vraag ik Jet van de Vecht ook mee.
dorothea.
Die kwaadspreekster! | |
[pagina 44]
| |
rika.
Do, ik weet 'et. Jet is 'en echte kwaadspreekster; maar ik ken ze nu al tien jaar. Ze heeft me zeker al honderdmaal gevraagd, of ik haar es met jou in kennis wou brengen. Doe ik 'et niet, dan wordt ze boos en juist omdat ze zo'n gevaarlike kwaadspreekster is, zou ik voor al 'et geld van de wereld niet met d'r willen breken. En wees nu es eerlik: 'en beetje kwaadspreken doen we immers allemaal.
dorothea.
Hè?
rika.
Jij bent misschien 'en uitzondering, omdat je weinig onder mensen komt; maar ik bijvoorbeeld. Bijna dageliks ga ik ergens tea'en; wel driemaal in de week word ik uit eten gevraagd en dan zie ik nog veel mensen op de jours, in de opera, op konserten. Al die mensen.. ik durf 'et gerust zeggen.. zien me graag; maar hoe komt dat? Doordat ik hun altijd wat te vertellen heb. Wat ik gisterenavond bij Heuvelmans gehoord heb, heb ik daar straks weer hier geplaatst. En wat Dina me heeft verteld, gaat van middag..
dorothea.
En je hebt aan Dina beloofd, dat je zoudt zwijgen.
rika.
Dan vertelt 'en ander 't immers toch. Beter zou 't zijn als geen mens zich bemoeide met 'etgeen hem niet aanging; maar kindlief, dat is onmogelik. In gezelschap il faut payer de sa personne, zou Betsy zeggen en waar kan 'en mens nu over praten, als 't niet is over andere mensen? | |
[pagina 45]
| |
dorothea
(aarzelend).
Riek.. jij, die overal komt en alles hoort..
rika.
O, als ik es alles vertelde, wat ik weet.... wil je geloven, dat heel den Haag ruzie kreeg. Van bijna iedereen heb ik wel es 't een of ander gehoord.
dorothea.
Dus van ons ook.
rika
(eerst verrast en dan aarzelend).
Natuurlik. Dat is te zeggen.. ach.. ja.. dat.. dat kan je toch wel nagaan, hè? Jouw moeder..
dorothea.
Neen, neen; dat bedoel ik niet. Laten we over die maar zwijgen!
rika.
O, doel je op jezelf?
dorothea.
Eigenlijk meer op.. Rudolf. Je weet misschien, dat ie tegenwoordig geen lessen meer geeft, behalve aan..
rika.
Aan Ada Duurs! O ja, dat weet ik.
dorothea.
't Is dan ook geen geheim. Maar.. omdat de mensen over alles babbelen, vreesde ik.. dacht ik.. altans heb ik wel es gedacht.. misschien geven ze daar ook.. 'en scheve uitlegging aan.
rika.
Liefie.. luister 's.. 't Is, omdat je er nu naar vraagt; anders zou ik nooit over die Ada Duurs zijn | |
[pagina 46]
| |
begonnen; maar heus
(ernstig)
je man moest daar niet meer aan huis komen. Word nu niet boos, dat ik 'et zeg; iedereen weet, dat ze vroeger samen zo intiem mogelik zijn geweest.
dorothea
(schrikkend).
Wat?
rika.
Daar wordt geen aanmerking op gemaakt, want toen was hij ongetrouwd. Maar wat moeten de mensen er nu van denken als ze zien, dat 'en getrouwde man z'n gewezen maitresse nog iedere dag bezoekt?
dorothea
(heftig).
Iedere dag.. dat is eenvoudig niet waar! En dan.. gewezen mai..
rika.
Laat 't eens in de week zijn. Toen hij ging trouwen, had ie schoon schip behoren te maken.
dorothea.
Maar dat ie Ada tot maitresse heeft gehad, is ook niet waar. Zijn model.. nu goed.. misschien; maar hij heeft me alles van z'n leven verteld en..
rika.
Model of maitresse; wat maakt dat voor verschil?
dorothea
(onaangenaam getroffen).
Me dunkt..
rika.
Je moet ook niet vergeten, dat 'et van die Ada Duurs niet de eerste keer was.
(Do maakt een beweging van schrik).
Neen; vóór jouw man had d'r moe-
| |
[pagina 47]
| |
der al 'en andere heer op d'r kamers.. 'en ambtenaar bij de telegrafie en dat Ada met die.. dat weet zo ongeveer de hele stad.
dorothea.
Maar dat bewijst toch niet..
rika.
Bewijzen.. neen; maar wie vraagt er ooit naar bewijzen? Is 't ook niet voldoende, dat jij er door in opspraak komt? Maar.. nu moet je niet denken, dat ik tegenwoordig aan iets verkeerds geloof tussen jouw man en die Ada. Ik weet immers hoe jullie samen zijn; maar andere mensen kennen jullie niet zo goed. Niet waar? Heus, je man moest zich met die Ada niet meer afgeven. 'en Getrouwd man kan toch niet alles trotseren en z'n gang gaan, alsof ie alleen op de wereld stond.
dorothea
(nadenkend).
Neen.. daar heb je wel gelijk in
rika.
Zeg 'et hem es in zachtheid. Naar jou zal hij wel luisteren. En nu heb ik heus geen tijd meer te verliezen. Als je mee komt tea'en, kunnen we bij Veen gaan of daarnaast in die nieuwe gelegenheid. Maar 't aardigst zit je bij Lensvelt. Daar zie je 't meest en hoor je 't meest. O, van alles!
dorothea.
Kies jij maar zelf. Ik zal je 'n dag te voren schrijven.
rika.
Bestig. Da..ag. Hé.
(zij stuit op rudolf, die met de hoed in de hand binnentreedt).
| |
[pagina 48]
| |
rudolf.
Zo, m'n waarde Rika. Ga je al heen?
rika.
Al..al? Ik heb m'n hele morgen hier gezellig verbabbeld en 'en trommel spritsen leeg gegeten op de koop toe.
rudolf.
'et Laatste doet me genoegen; maar, dat je je morgen verbabbeld hebt, spijt me. Wie weet wat voor nuttige dingen je anders tot stand zoudt hebben gebracht.
rika.
Moet je me weer plagen? Ga je gang. Ik dien toch ook m'n dag door te brengen. Niet iedereen is zo gelukkig als jij 'en talent te bezitten, dat ie exploiteren kan. O, ja; ik wens je geluk met je trouwdag.
rudolf.
Zeer verplicht. Zeg.. heb je 't al gehoord?
rika
(zeer nieuwsgierig).
Wat? 'en Nieuwtje?
rudolf.
De minister van Binnenlandse Zaken is in de Kamer op z'n vingers getikt, omdat ie op 'et punt was 'en fortuin uit te geven voor 'en prachtige.. meid!
rika (verbaasd).
Och neen. Is 't heus? In de Kamer? In 't publiek?
rudolf.
'et Wordt verteld; maar voor de waarheid van 'en praatje sta ik nooit in. Jij wel? | |
[pagina 49]
| |
rika.
Ik zal 't wel laten.
rudolf.
Vertel 't dan maar aan niemand van die mooie meid en de minister.
rika (achterdochtig).
Als jij me maar niet voor de gek houdt! Ik vertrouw je geen zier. Tot ziens, (af).
rudolf.
Dag, Rika. | |
Derde toneel.
rudolf, dorothea, later grietje.
dorothea.
Maar Ru, wat vertel je daar nu.. van de minister en..?
rudolf
(lachend).
En 'en mooie meid? Kleintje, die mooie meid staat op 'en schilderij, dat de minister wil aankopen voor 'et Rijksmuseum.
dorothea.
Zo breng je toch rare praatjes in omloop; want dat Rika 't oververtelt..!
rudolf.
O, daar durf ik 'en fortuin om verwedden; maar Do'tje, wie hecht er nou waarde aan de praatjes van zo'n wandelend, anekdoten-blad als Rika Woensel? | |
[pagina 50]
| |
dorothea
(ernstig).
Ru. dat moet je niet zeggen. Rika zou niet overal gevraagd worden als de mensen even geringschattend als jij over haar dachten.
rudolf.
De mensen ..de grote hoop.. die is 't maar om nieuwtjes te doen. Waar of onwaar.. dat komt er niet op aan. Maar.... vraag je nou niet naar 't kontrakt?
dorothea.
Er zijn weer zoveel andere dingen door m'n hoofd gegaan, dat ik.. Is 't in orde?
rudolf.
Ze nemen al wat ik maken zal.
dorothea.
O, da's mooi.
rudolf.
Nou zijn we pas helemaal echt onafhankelik. Is dat niet meer waard dan zo'n recensentenpraatje?
dorothea.
Ach, ja; dat wel.
rudolf.
En ondertussen heb jij druk bezoek gehad, hè?
dorothea.
Alleen nog van de meisjes.
rudolf
(op de aangestoken roos wijzend).
En van wie is deze roos?
dorothea.
Deze roos is van.. Herman. | |
[pagina 51]
| |
rudolf.
Wel, wel.. Is m'n wereldwijze, alle menselike arbeid verachtende broer toch eindelik gekomen. Wat 'en eer!
dorothea.
Hij heeft wel 'en half uur op je zitten wachten. Waar ben je toch zo lang gebleven?
rudolf.
Nog even bij Biesing aangelopen. En hoe gaat 'et Herman? Spreekt ie nog altijd zo tergend langzaam? Wat heeft ie me daar dikwels ziedend mee gemaakt.
dorothea
(schertsend).
Ja, zelfbeheersing is niet bepaald je kracht.
rudolf
(op de toon van iemand, die van het tegendeel overtuigd is).
Vin je dat?
dorothea.
Maar.. als je gezien hadt hoe armoeiïg Herman in de kleren zit. Jij, die zo gauw medelijden hebt....
rudolf.
Alles éigen schuld. Tegenwoordig schijnt ie altans wat uit te voeren. Maar zolang z'n vroegere vrinden hem, helpen wilden, heeft ie niets gedaan dan klaplopen en nou neemt ie 't hun natuurlik kwalik, dat ze hem met de nek aanzien. Wat heb ik hem gewaarschuwd! Nooit heeft ie willen luisteren.
dorothea.
Hij is immers 'en zwakke natuur. Maar nu de eerste toenadering van zijn kant is gekomen.. moesten wij hem toch de hand boven 'et hoofd houden. | |
[pagina 52]
| |
rudolf.
Hoe?
dorothea.
Ik heb hem gezegd es meer aan te komen en misschien komt ie al vandaag.
rudolf.
Zo. Heb jij dat zo bedisseld. En als ik nou zeg: ik wil hem niet ontvangen?
dorothea.
Dat doe je niet.
rudolf
(glimlachend.)
Zou je denken?
dorothea.
Ik ben er zeker van.
rudolf.
Nou.. laat hem dan maar komen.
dorothea.
Zie je wel, dat je niet zo hardvochtig bent als je soms schijnen wilt.
rudolf.
Nou 's medelijdend, dan weer hardvochtig en altijd is 't goed als ik maar doe wat jij wilt, hè?
dorothea.
Juist. En gaan we nog naar Scheveningen?
rudolf.
Zeker. Zo.. tussen zes en half zeven. Eerst moet ik Ada les geven.
dorothea.
Ben je daar dan nog niet geweest? | |
[pagina 53]
| |
rudolf.
En ik zei je, dat ik bij Biesing was.
dorothea.
Jawel; maar ik dacht.. je bleeí zolang weg en.. vandaag.. moet je nu vandaag ook al naar haar toegaan?
rudolf.
Waarom niet?
dorothea.
't Is toch onze trouwdag. Me dunkt, dan kon je wel 's hier blijven.. Ik zie je toch zo weinig.. met je werk en.. die les.. altijd die les.
rudolf.
Drie uren in de week. Is dat zoveel?
dorothea.
Kan die Ada 't nog altijd niet stellen buiten jouw hulp?
rudolf.
Ze is te onzelfstandig. Ze heeft wel 'en aardig talent; maar..
dorothea
(hem in de rede vallend).
Waarom begint ze dan niet wat anders?
rudolf.
Jij hebt mooi praten. Bloemen-maken, houtsnijden, porseleinschilderen.. aan al die knutselarijen doet ze al; maar wat brengt dat op? En voor 'en baantje komt ze immers niet in aanmerking.
dorothea.
Jammer genoeg; want.. dat jij daar zo geregeld aan huis komt.. | |
[pagina 54]
| |
rudolf
(verwonderd).
Geregeld aan huis komt?
dorothea.
Ja, Ru, ja. Al hebben we weinig intieme vrienden, heel wat mensen kennen jou. Die houden ons in 't oog, praten over ons, beoordelen onze daden....
rudolf.
En beoordelen ze verkeerd, omdat ze haast altijd maar half op de hoogte zijn en van onze bedoelingen, onze beweegredenen niets weten. Do'tje lief, van waar waait jou op eens die angst voor onze kennissen aan? Heeft de een of andere vriendin.. Rika Woensel misschien.. je gevraagd, waarom ik zo dikwels bij Ada kom.. wat ik daar wel uitvoer? En zie je nou honderden ogen op ons gevestigd? Kom, doe of je er niets van merkt, dan kijken die honderden ogen heel gauw weer 'en andere kant uit.
dorothea.
Je zegt zelf: ze beoordelen je en ze beoordelen je verkeerd. Voel je niet hoe juist dat me hindert? Iets beweren.. tegen mij.. neen, dat doen ze niet.. tenminste niet ongevraagd.. Deden zij 't maar wèl! O, als ik al die kwaadspreeksters of liever kwaaddenksters flink kon tegenspreken en zeggen: wat je denkt is niet waar. Het komt in Ru niet op me te willen bedriegen! Maar..
rudolf.
Dan zouden ze 't immers toch niet geloven. Kom, Do, als wij elkaar maar vertrouwen; wat gaat ons dan dat oordelen van de mensen aan?
dorothea.
Dat is wel zo; maar toch.. | |
[pagina 55]
| |
rudolf.
Wat nou ‘toch’?
dorothea.
Toch kan ik de gedachte niet verdragen van omringd te zijn door wezens, die stiekem met hun lelike verdenkingen om me heensluipen en jou op allerlei nare dingen aanzien. Vroeger heb ik dat afschuwelike gevoel ook gehad; maar toen.. toen moest ik me wel schamen en m'n hoofd buigen en alles in m'n binnenste verkroppen. Maar nu ik goddank weer ieder in de ogen durf zien; nu ik weet, dat de mensen voor hun praatjes over jou geen andere grond hebben dan 'en schijn..
rudolf.
Heb je immers alle reden om tevrejen te zijn! Laat ze keffen. Ik heb ook de tijd gekend, dat ik waarde hechtte aan de meningen van de mensen. Ach, wat hunkerde ik er naar te horen, dat ze mij en m'n werk goed vonden en wat was ik diep ongelukkig als ik zag hoe onverschillig ze langs dat werk heenslenterden, als ik hoorde, met wat voor domme, schampere opmerkingen ze over m'n beeldjes en m'n persoon zich vrolik maakten. Ik was ook onzelfstandig. Al wat anderen zeiden en vonden leek me waar en goed. 'en Ongunstige kritiek.. gunstige kritieken kreeg ik zo goed als nooit.. maakte me voor dagen van streek, bracht me tot de zwartste zwaarmoedigheid. Ik vond mezelf jammerlik mislukt. En juist in die donkere tijd van m'n leven leerde ik jou kennen; wat m'n toestand eerst nog ellendiger maakte. Ik kreeg je dadelik zo innig lief. Toch moest ik horen: wat. .wou je die trouwen.. 'en kind uit dat huis.. de dochter van die moeder? Ik trok 'et me vreselik aan; maar besefte daar tegelijkertijd de dwaasheid van. Wie had die lui | |
[pagina 56]
| |
tot mijn beoordelaars aangesteld? Had ik niet evenveel recht als ieder ander om me zelf te zijn, mijn leven uit te leven, mijn opvattingen hoog te houwen? En ik dacht: voortaan leef en werk ik naar eigen wil en wet, en laat 'et mensdom schetteren en schimpen. Dat gaf me rust en zelfvertrouwen, en m'n levenslust, m'n werkkracht keerden weer. Ik maakte jou tot m'n vrouw en ik hield vast aan m'n kunst. Toen verscheen op 'en goeie dag die gunstige beoordeling van m'n beeldjes in 't Duitse tijdschrift en begonnen de lui hier in te zien, dat mijn realistiese figuurtjes.. al waren 't geen Apollo's van 't Belvedere.. toch wel recht en reden van bestaan hadden. De kritiek nam d'r draai, 'en Voornaam kriticus, die zich nog es geroepen achtte m'n eerste groep geducht af te breken, noemde bij diezelfde gelegenheid m'n enkele tiepen.. die hij vroeger net zo had neergehaald.. ongemeen bekoorlik. Van dat ogenblik af was m'n naam gevestigd; maar.. m'n minachting voor de meningen van de mensen.. niet minder!
dorothea
(nadenkend).
Ja Ru.. ik weet 'et.. zo ben je.. en.. dat is heel gelukkig voor jou. Ik heb je ook altijd bewonderd om die trots.. die flinkheid; maar.. niet iedereen kan zo wezen. Niet waar?
rudolf.
Dat is 'en kwestie van omstandigheden. Wij hoeven Goddank niemand naar de ogen te zien en daarom mogen we dat ook niet doen.
dorothea.
Jij weet niet, hoe afschuwelik 'et is te moeten denken: de mensen zien me aan voor 'en verblinde, om niet te zeggen: bedrogen vrouw. | |
[pagina 57]
| |
rudolf.
Wie doen dat dan? Kom, Do.. ga met de mensen om.. goed.. maar houd ze buiten je intieme leven.
dorothea.
Wie haalt ze er in?
rudolf.
Wat? Door me niet aan hen te storen zou ik..?
dorothea.
Door geregeld bij Ada aan huis te komen geef jij ergernis en dat hoefde niet.. En dat je juist vandaag.. van daag ook nog uit wilt gaan.. stel je nu 's even in mijn plaats..
rudolf
(geërgerd).
Do'tje, Do'tje, ze hebben je idee's in je hoofd gezet, die er niet in waren en er ook niet in horen. Wie 't gedaan heeft, is me om 't even. Maar zet die dwaasheden er fluks weer uit. Geef me nou 'en zoen en zeg: Ru, ik heb me 'en ogenblik laten meeslepen door praatjes; maar je hebt gelijk.
dorothea.
Neen, Ru, neen!
rudolf.
Dus.. waar ik iets goeds wil doen.. iets, dat ik voel als m'n plicht.. daar werk jij me tegen.. om de mensen? Do; dat had ik niet van je verwacht.
dorothea.
Jij hoeft aan Ada geen goed te doen, waardoor je mij kwaad doet.
rudolf.
O, ja.. dat ik niet als anderen ben, vin je mooi en best; maar als ik 'et waag niet als anderen te handelen.. val je me af. | |
[pagina 58]
| |
dorothea.
Dat mag je niet zeggen! Ik heb je genoeg verdedigd; maar bij al wat ik zeg, denk jij 't eerst aan die Ada.
rudolf.
Misgun je dit zachte, ongelukkige schepseltje, dat doof, stokdoof is.. geen broer, geen zuster, geen familie, geen vrienden heeft en nog zorgen moet voor 'en gebrekkige moeder.. misgun je die de enige man, die 'en beetje belang in haar stelt? Dat meen je immers niet.
dorothea
(na een stilte).
Waarom heb je me nooit haar portret es laten zien?
rudolf.
Omdat ik 'et niet bezit.
dorothea.
Jij bezit Ada's portret niet.. 'et portret van de mooie Ada Duurs?
rudolf.
Bezit ik niet. Kom, nou stappen we van dit onderwerp af en vertel je me es, waar je van avond..
(er wordt getikt)
Binnen.
grietje
(een boeket binnenbrengend).
Nog maar meer bloemen, mevrouw!
dorothea.
Van wie komen die nu weer?
rudolf
(die de bloemen aan heeft genomen en na het kaartje leest, dat er aan hangt).
Ada Duurs. Ach! En zo'n kostbare boeket! Hè, dat vind ik niets aangenaam. Mensen, die elk dubbeltje moeten omkeren! | |
[pagina 59]
| |
dorothea
(koel).
Grietje, zet ze maar in 'en glas.
grietje.
Er is anders nog 'en vaas vrij, mevrouw. Die daar.
(zij wijst op een vaas).
dorothea.
Neen, neen; neem maar 'en glas.
rudolf.
En zet ze hier midden op tafel.
dorothea
(ontstemd).
Me dunkt Ru, dat deze boeket wel 'en beetje meer achteraf kon staan. Ada Duurs is toch geen vriendin van ons.
rudolf.
Omdat ik haar les geef? Ik stel Ada volstrekt niet lager dan onze andere kennissen. Grietje geef 'et glas hier.
(Hij neemt het glas aan en plaatst het midden op tafel. grietje vult het met water en plaatst de bloemen er in).
dorothea
(gefnuikt).
O, zo!
(Totdat grietje vertrokken is, zet dorothea zwijgend de trommeltjes en doosjes met snoep weg. rudolf houdt haar zwijgend in 't oog.)
rudolf.
Zeg es kleintje, hoe heb ik 'et nou met je? Je doet zo raar.. je kijkt zo strak. Wat is er?
dorothea
(met nog bedwongen boosheid).
Er is.. er is.. Nog nooit heb ik 'et gevoel gehad, dat die Ada tussen ons stond en nu krijg ik 'et! | |
[pagina 60]
| |
rudolf.
Wat 'en dwaasheid!
dorothea.
Ru.. ik bid je: ga niet meer naar haar toe.
rudolf.
Zou jij.. jij me daartoe willen brengen? Zou jij 't goed vinden, als ik me tot 'en daad liet dwingen, waarom ik me zelf verachten zou? Jij, die van me houdt?
dorothea.
Dat is 't juist. Ik houd van je.. ik houd zo dol van je, dat ik zelfs de vrees: houdt ie misschien van 'en ander, niet dragen kan.
rudolf.
Je weet best, dat er voor die vrees geen enkele grond bestaat.
dorothea
(heftiger wordend).
Neen.. neen. Dat weet ik juist niet.. ik.. (zij barst in tranen uit).
rudolf.
Hè, wat is dat nou ellendig! Dat beroerde geklets ook! Kom, Do, kom, houd op met huilen. Ik kan dat gehuil niet zien. Moeten wij nou door zinloos gepraat ongenoegen krijgen? En nog wel op onze trouwdag; wij, die 't zo goed samen kunnen vinden, die zoveel..
(hij streelt haar over 't hoofd).
dorothea
(opspringend, heftig).
Zolang ik maar alles zwijgend verdraag!
rudolf.
Ach wat! Tussen Ada en mij bestaat niets, waarover jij 't recht zoudt hebben je te ergeren. | |
[pagina 61]
| |
dorothea.
Niet meer.. misschien; maar ze was dan toch je.. maitresse!
rudolf
(heftig).
Wordt dat beweerd? Nou.. dat is 'en leugen, versta je!
dorothea.
Je model ook niet?
rudolf.
Evenmin. Op verzoek van d'r moeder heb ik één keer haar buste gemaakt.
dorothea.
O, dat dan toch wel!
rudolf.
Is dat 'en misdaad.. 'en vergrijp tegen de zedelikheid?
dorothea.
Als jij van 'en andere kunstenaar hoorde, dat ie z'n model.. want dat is ze die éne keer dan toch geweest.. zelfs 'en mooi, 'en heel mooi model.. dat hij dit model, waarmee hij samen onder één dak woonde.. gerespekteerd heeft.. zou jij dat geloven?
rudolf.
Ten eerste is Ada volstrekt niet zó mooi..
dorothea.
Ik vraag of jij dat geloven zou, van 'en model, dat vroeger al met 'en ander 'en liaison heeft gehad?
rudolf.
Wie heeft je dat nou weer verteld?
dorothea.
Dat doet er niet toe. Ik wil weten, of jij dat geloven zou. | |
[pagina 62]
| |
rudolf.
Als ik die man kende, zoals jij mij kennen moest.. ja. En als 'en ellendeling misbruik heeft gemaakt van haar zwakheid, haar jeugd en haar goedgelovigheid, mag jij daaruit dan afleiden, dat ik haar op mijn beurt ook beledigd, bedrogen, misbruikt heb?
dorothea
(met iets bevends in haar stem).
Neen .. maar toch wel, dat je medelijden met haar hebt gekregen.
rudolf.
Presies.. medelijden. En nou ik uit medelijden me haar lot heb aangetrokken, kan en mag ik haar niet in de steek laten.
dorothea
(allengs steeds heftiger).
Verg ik dat? Heb ik er al naar gevraagd, hoeveel geld je haar geeft?
rudolf.
Alsof ze geld van me zou aannemen!
dorothea.
Koop dan haar beeldjes, als geen ander ze kopen wil. Koop ze door derden. Betaal ze hoog. Geef haar 'en andere meester. Betaal die ook. Verzin wat je wilt. Alles.. alles vind ik goed. Alleen.. geef je zelf niet! Ru, dat de mensen met hun gepraat mijn jaloersheid gaande hebben gemaakt.. 't is zo; maar als er niets tussen jou en dat schepsel bestaan had en nog bestaat, zou je dan zó aan haar gehecht zijn.. zó alles van haar verontschuldigen.. en goed en lief vinden.. zó alles doen om haar te sparen? Dat kan ik immers, niet geloven! M'n liefde voor jou heeft me verblind. Dat is 't! Wat je ook deedt, ik heb 'et goed gevonden! Maar nu ik eindelik zie, wat anderen al zo lang ge- | |
[pagina 63]
| |
zien hebben, nu ik hoor hoe je over Ada spreekt, haar lof zingt, alles, alles van haar roemt.. neen.. neen! Als ik ooit weer moet denken: hij is bij haar.. hij is met haar alleen.. hij raakt haar aan.. Ru, ik houd 'et niet uit.. ik.. ik word krankzinnig. Je mag niet meer naar haar toegaan.. je mag niet.. je mag niet!
rudolf.
Hoe kan je nou zo spreken? Denk toch es na. Gebruik je verstand. Als ze me werkelik zo heeft ingepakt, waarom heb ik dan jou tot m'n vrouw genomen en niet haar?
dorothea.
Wat kan me dat schelen als ik zie dat nu.. nu je warmste, je edelste gevoelens voor haar zijn.. dat je met haar op de wereld alleen wilt staan.. dat je voor haar breekt met al wat anderen goed en eerbiedwaardig vinden.. dat je in opstand komt tegen de hele mensheid.. om haar?
rudolf.
Niet om haar, maar om me zelf. Dat ik medelijden met Ada heb..
dorothea.
Ach, medelijden!
rudolf.
Ja, medelijden.. Moet ik dat verstikken ter wille van jou? Eis je dat? Do, Do, voel je niet, dat ik daardoor juist minder van jou zou gaan houwen?
dorothea.
Ik voel alleen, dat ik twijfelen ga aan je gevoel voor mij.. dat je mij daartoe dwingt.. en dat die twijfel me wanhopend.. waanzinnig maakt. Ru, zij heeft 'en moeder; ik heb niemand dan jou. Geef me zekerheid. Ga niet naar Ada toe! | |
[pagina 64]
| |
rudolf.
Wantrouw me niet en je hebt zekerheid!
dorothea.
Ik wil geloven, dat je van me houdt. Ik wil juist niets anders; maar wees dan ook van mij.. wees van mij alleen! Geef haar niet wat mij toekomt!
rudolf
(zenuwachtig geprikkeld).
Wat dan toch?
dorothea.
Het mooiste en machtigste gevoel, dat in je is! Bij en gewoon mens heet dat liefde. Daarvoor werkt ie, strijdt ie, trotseert ie armoede en ellende, doet ie desnoods 'en moord! Maar bij jou is 't.. medelijden! In je medelijden ligt je hart; in je medelijden ligt je ziel! Wie je medelijden weet op te wekken, kan alles van je gedaan krijgen! Die heeft je vast.. die bezit je.. die.. die.. die alleen!
rudolf.
Do, Do, je maakt me dol met zulk onzinnig geredeneer!
dorothea.
Vind me onzinnig.. bekrompen.. egoïst.. al wat je wilt.. ik kan niet anders.. ik kan niet anders!
rudolf.
Mijn hemel, moet ik nou bukken voor zoveel dwaze inbeelding.... me weer gaan plooien en schikken, omdat de mensen met hun ellendige konventionele moraal....?
dorothea.
Hoor je 't dan niet, dat ik enkel uit liefde zo spreek.. zo smeek.. omdat ik je voor mij wil hebben.. voor mij alleen.... omdat ik je niet gun aan | |
[pagina 65]
| |
'en ander? Liefde en medelijden.. wie kan ze scheiden? En nu ik eenmaal weet wat liefde is, nu jij me die liefde hebt leren kennen.. nu kan.. nu wil ik ook zonder die liefde niet meer leven! Wees toch niet zo hardnekkig en hardvochtig! Nog nooit.. neen, nog geen ogenblik heb ik er aan getwijfeld, dat je me liefhadt. Wil je dan, dat ik 't nu ga doen?.. Wil je dat, Ru.. kan je dat willen?
rudolf.
God!
dorothea.
En jij, die zoveel medelijden kunt voelen.. zoveel medelijden met iedereen, heb je dan niets.. niets geen medelijden met mij? Ben je blind, stekeblind voor de toestand, waarin je mij gebracht hebt? Zie je alleen haar.... voel je alleen voor haar?
(er wordt getikt).
Ru, Ru.. ga niet meer naar Ada toe.. ik bid je, ik smeek je.. ga niet.. ga niet!
rudolf.
God, mijn God!
(er wordt weer getikt).
Hoe kan je....?
(tot Grietje, die verschijnt)
Wat is er? Wat wil je?
grietje.
Daar is 'en dame, meneer, 'en dame, die mevrouw wenst te spreken.
dorothea.
Mij? Wie is 't?
grietje.
Hier is haar kaartje!
dorothea
(lezend).
Mevrouw Drost. Die? | |
[pagina 66]
| |
rudolf.
Ken je die?
dorothea
(gedwongen bedaard).
Grietje, laat mevrouw in het salon.
grietje.
Best, mevrouw.
(af)
rudolf.
Wie is die mevrouw Drost? Je doet zo vreemd!
dorothea.
Wie mevrouw Drost is? Mevrouw Drost ziet jou driemaal 's weeks binnengaan bij Ada Duurs!
(snel af in de salon door de schuifdeur, die ze achter zich sluit).
rudolf
(na een ogenblik van verbijstering).
Maar Do!.. hoe weet je....?
(de deur van de salon is al weer dicht).
Vervloekt!
|
|