Om de mensen
(1917)–Marcellus Emants– Auteursrecht onbekendEerste toneel.
Rudolf, later Herman.
(Rudolf staat aan de salondeur te luisteren. Niets kunnende verstaan, haalt hij de schouders op, loopt een paar maal zenuwachtig de kamer op en neer en gaat dan zitten lezen. Hij kan hier echter zijn aandacht niet bij bepalen, werpt zijn boek neer, staat weer op en gaat andermaal aan de deur luisteren. Dan komt Herman binnen).
| |
[pagina 67]
| |
herman.
Stoor ik soms?
rudolf
(opgeschrikt).
Wie..? O.. Ben jij 't Herman.. Kom binnen, kom binnen.
herman.
Je weet misschien nog niet, dat Do....
rudolf.
Ja, ja; ik weet er alles van. Neem 'en stoel. 't Is me aangenaam je hier te zien. Hoe gaat 'et?
herman.
Naar omstandigheden goed; maar de omstandigheden zijn slecht. Ik..
(als beiden gezeten zijn, kijkt Rudolf weer naar de deur en maakt hij een gebaar van ongeduld).
Je schijnt wat zenuwachtig te zijn.
(hij doet alsof hij weer wil opstaan en heengaan).
Misschien kom ik toch ongelegen en....
rudolf.
Och neen. 't Is maar.... Do is hiernaast. Ze heeft bezoek en....
herman.
En daar zou je graag bij zijn. Welnu dan..
rudolf.
Integendeel. Blijf gerust zitten. Ik wou.... Die geschiedenis duurt me te lang en.. Kon ik maar verstaan wat ze daar verhandelen; maar..
(hij is weer opgestaan en luistert weer, aan de deur).
't Is nou net, of ik meer dan twee stemmen hoor.
herman.
Jullie hebt natuurlik veel kennissen.
(weer plaatsnemend).
Iemand als jij.. zo'n bekende.. om niet te zeggen gevierde persoonlikheid..
| |
[pagina 68]
| |
rudolf.
Laat dat gevierd er maar af.
herman.
Als ik je daarmee plezier doe.
rudolf
(terugkerend van de deur).
Ach.. Do zal nou wel gauw komen. 'en Sigaar?
(hij biedt hem een geopende sigarenkoker of een geopend kistje aan).
herman.
Dankje
(enigszins schamper).
't Is te merken, dat we elkaar in langen tijd niet gesproken hebben.
rudolf.
Hoe zo?
herman.
Je schijnt al vergeten te zijn, dat ik niet rook.
rudolf
(over zichzelf ontstemd).
Hoe kan ik zo dom wezen!
herman.
Lieve hemel, jij hebt natuurlik aangenamer onderwerpen om over te denken dan je mislukte broer!
rudolf.
Och neen.. 't is.. dat bezoek leidt me af.. Mag ik je misschien iets anders geven? 'en Glas Vermouth.. of wijn?
herman.
Dankje! Dankje!
rudolf.
Do meende, dat je financiële toestand te wensen liet.
herman.
Als bij de meeste mensen! | |
[pagina 69]
| |
rudolf.
Nou ja.. maar als ik je met 'en bankje kan helpen?
herman.
Heel vriendelik van je; maar ik heb geleerd de tering naar de nering te zetten. 'en Beetje laat, denk je; maar beter laat dan nooit. M'n rijke tijd, waarin ik schulden kon maken, ligt achter me.
rudolf.
Dan word je nou tenminste ook niet armer.
herman.
En mag ik blij zijn, dat jij zo'n schooier weer in genade wilt aannemen.. al heb ik dan ook niets tegen jou misdreven, terwijl jij tegen mij.. Ach, Schwamm d'rüber!
rudolf.
'et Doet me plezier, dat je zo spreekt en ik neem aan, dat je 't meent; maar.. dan ook met die spons alle haatdragendheid uitgewist. Niet waar? Kom, geef me daar de hand op.
herman.
Met genoegen. Ach, lieve hemel,
(hij legt zijn hand in die van Rudolf).
rudolf.
Heus, Her, 't heeft me erg gehinderd, dat ik jou zeer moest doen; maar 't ging niet anders. Ik had Do zo innig lief gekregen en..
herman.
En jullie begrepen allebei zo goed, dat ze 't bij jou beter zou hebben dan bij mij. Natuurlik.. natuurlik. Ik denk er ook al niet meer aan. Dat is alles voorbij. Liefde is 'en zaak van luxe en als je lessen geeft voor 'en paar kwartjes met rabat bij abonnement. | |
[pagina 70]
| |
rudolf.
Je bent wel zot je zo weg te gooien. Kom, kom; daar moeten we verandering in brengen. Laat dat maar 'es aan mij over. Wat duivel, je bent toch m'n broer. Do zelf.. maar..
(hij maakt met de tong tegen de tanden een smakkend geluid van ongeduld, springt op en gaat weer luisteren aan de salondeur).
herman.
'et Schijnt je toch erg te interesseren wat daar binnen verhandeld wordt.
rudolf.
Ik wou, dat ze Do nou eindelik met rust lieten. Ze is vandaag toch al 'en beetje opgewonden en nou is daar.. of was daar.. 'en zekere mevrouw Drost, die..
herman.
O!
rudolf.
Ken je ze?
herman.
Als 't dezelfde is, ja. Dan geef ik les aan d'r beide dochters. Twee hopeloze gevallen.. zoals ik er meer heb.
rudolf.
Ben jij 't dan misschien geweest, die aan Do verteld hebt, dat er praatjes lopen omtrent Ada Duurs en mij?
herman.
Lopen die? Ik heb alleen.. hoe was 't ook weer? O, ja. Do zei, dat je in 't geheel geen les meer gaf, omdat je tegenwoordig genoeg verdiende met de verkoop van je beeldjes! | |
[pagina 71]
| |
rudolf.
Dat is ook zo.
herman.
Ik vond dat erg prettig voor je. Ik zei, dat je dan eindelik en ten laatste es plezier van je werk beleefde.. dat 'et publiek er kennelik de waarde van begon te begrijpen.
rudolf.
Nou ja; maar die mevrouw Drost..!
herman.
O.. nu.. ik zei, dat je volgens mevrouw Drost toch nog wel les gaf aan Ada Duurs. Dat is de hele chose!
rudolf.
Daar schijnt dan uit te worden afgeleid, dat Ada en ik 'et samen eens zijn.
herman.
Zo.. Tja..
rudolf.
Vin jij dat misschien ook natuurlik?
herman.
Natuurlik is 't woord niet; maar.. jij bekreunt je niet om de mensen.. en daar heb je groot gelijk in. Wie de mensen niet aandurft, die eren zè ook niet; maar.. 'et gevolg.. ach, lieve hemel, ja.. 'et gevolg is, dat de mensen zich wèl bekreunen om jou. Die omgekeerde evenredigheid gaat haast altijd op.
rudolf.
Laten ze zich dan bemoeien met m'n werk. Dat is publiek domein; daar mogen ze vrij aan knagen. Als 't uit m'n handen gaat, trek ik m'n hart er toch van | |
[pagina 72]
| |
af. Die kunst heb ik nou eindelik wel geleerd. Maar m'n intieme leven moeten ze met rust laten. Dat gaat niemand aan! Bemoei ik me met 't geen zij doen?
herman
(met flauw merkbare ironie).
Ze moeten de zedelikheid toch hoog houden.
rudolf
(heftig).
Doen ze dat door onzedelikheid te vermoeden, zodra 'en getrouwde man samenkomt met 'en andere vrouw dan de zijne?
herman
(als geschrokken door Rudolf's heftigheid).
Neem me niet kwalik, dat ik geboren ben.
rudolf
(flauw lachend).
Je hebt gelijk. 't Is dwaas van me, zo heftig te worden tegen jou. Vergeef 'et me.
herman.
Zeker. En doe toch waar je lust in hebt. Als je onafhankelik bent.... als de kritiek je al lang onverschillig heeft gemaakt voor lof en blaam....
rudolf.
O,.... dat....
herman.
En je 'en vrouw bezit, die.. enfin.. die 't je zeker niet lastig zal maken....
rudolf.
Niet lastig.... wat bedoel je daarmee?
herman.
Nu.. me dunkt.. Do, die je zo goed kent.. die zóveel reden heeft om je dankbaar te zijn.. want.. nu ze er niet bij is, mag ik 'et zeggen.. je hebt haar uit 'et slijk opgehaald. Ja, ja; dat is maar de chose. | |
[pagina 73]
| |
rudolf.
Als je 'en vrouw liefhebt, laat je je toch niet weerhouwen door d'r omgeving.
herman.
'en Man als jij niet; maar.. zoals ik zeg: daar zal ze je dan ook wel dankbaar voor zijn.
rudolf.
Dankbaar.... neen.... Dankbaarheid tussen man en vrouw....
herman.
Misschien is dankbaarheid 'et juiste woord niet.
rudolf.
Maar dat ze me altans moest vertrouwen en zich niet door kletspraatjes van de wijs laten brengen.... ja, dat is zo.
herman.
En dat is wel 't allerminste wat je verlangen kunt.
rudolf.
Ze zou 't ook, indien ze maar geen halve en kwart vriendinnen had, die....
herman.
O.. tja.. als die..
rudolf.
Wat?
herman.
Ik ken die vriendinnnen niet.... en dus....
rudolf.
Maar je begon: als die..
(wel zenuwachtig, maar niet boos).
Zeg asjeblieft ronduit wat je denkt.
| |
[pagina 74]
| |
herman.
Als je dan maar niet weer boos op me wordt. Je tent ook zo.. zo zenuwachtig.
rudolf.
Neen, neen; wees gerust! 't Is beter.... Ik wou maar.... Ik wou maar weten wat je denkt.
herman.
Nu.. jij bent geen zwakke man. Integendeel; maar je hebt toch wel 'en zwakke plek.
rudolf.
Zo.... en die is....?
herman.
Tja.... als je nu maar kalm wilt blijven.
(Rudolf maakt een beweging van ongeduld).
Do te trouwen is 'en mooie.. zelfs 'en heel mooie daad van je geweest; maar....
rudolf.
Maar toch 'en zwakheid, meen je.. of.. wat wil je zeggen?
herman.
Wel.... ik stel me zo voor, dat de mensen, die dat verhaal van Ada horen, redeneren: als die Twente 'en meisje van goeie familie getrouwd had, zou hij die grappen wel laten; maar deze vrouw.... zulk 'en vrouw dankt God, dat ze nog 'en man heeft gekregen en....
rudolf
(een slag op de tafel gevend).
Vervloekt!
herman.
En als Do.. vrouwen hebben 'en fijne neus.. als Do er achter komt, dat er zó over haar gesproken wordt.. tja, lieve hemel.... | |
[pagina 75]
| |
rudolf.
Dus.... om Do's verleden zou ik uit de weg moeten gaan voor praatjes! Do zou me beletten te doen wat ik goed vind.. en wat goed is!
herman.
Zo'n vaart zal 't niet lopen. Daarvoor zijn jullie te goed samen; maar.... un homme averti en vaut deux, niet waar? 't Is zaak op alles voorbereid te zijn. Do is 'en lieve vrouw.. ik weet 'et maar al te goed.. maar ook de beste vrouw denkt met d'r gevoel.. dat is toch maar de chose. Vrouwen komen.. o zo gemakkelik onder 'en invloed.. van daag 'en goeje, morgen 'en kwaje....
rudolf.
Dient de invloed van d'r man dan niet te overwegen? Moet 'en man niet op z'n vrouw altans kunnen bouwen?
herman.
Spreekt vanzelf. En.. houdt ze van 'em.. zoals Do van jou.. om van dankbaarheid te zwijgen.. dan zal dat ook wel zo wezen; maar..
rudolf.
Wat nou weer voor 'en maar?
herman.
Lieve hemel, vaar toch niet altijd zo uit tegen mij.
rudolf.
Let er niet op. Ik meen 't niet kwaad; maar die ellendige geschiedenis maakt me zenuwachtig.. Als Do nou maar kwam!
herman
(na een korte stilte).
Ik herhaal: wees op alles voorbereid.. Al zie je.. en terecht... o, zeer terecht.. vrij laag op me neer, | |
[pagina 76]
| |
je zult toegeven, dat ik wel enige ervaring heb van vrouwen. En ik zeg je: op den duur vergt 'en vrouw des te meer van 'en man, naarmate die man al meer voor haar gedaan heeft. Daar is 'en vrouw nu eenmaal vrouw voor. Ze kan 'et niet laten 'en man hoe langer hoe meer te plooien naar d'r ogenblikkelike zin en behoefte; maar.... schiet hij daar ten slotte z'n karakter bij in, dan.... minacht ze hem op de koop toe.
rudolf.
Voor dat plooien is ze anders bij mij aan 'en verkeerd adres.
herman.
Groot gelijk. Waarom zou jij die Ada, dat ongelukkige meisje, niet helpen? Al heeft ze zich eens.. al weer zo lang geleden.... in d'r onnozelheid vergaloppeerd, nooit heb ik anders dan met lof over haar horen spreken. Zoals ze zorgt voor d'r ouwe, gebrekkige moeder.. 'et moet voorbeeldig zijn.
rudolf.
Dat is 't ook. En wat heeft zo'n schepseltje aan d'r leven? Nooit, nooit, nooit es 'en genieting.... hoe klein ook.... zelfs geen afleiding. Werken, werken, altijd maar werken en.. zwijgen. En dan nog zien, dat haast alle mensen haar schuw uit de weg gaan. Denk je die eenzaamheid es in. Zou ik met zo'n rampzalig wezentje niet eens medelijden mogen hebben? Moet die haar enige vriend nog worden afgenomen? Eist dat 'et fatsoen van de fatsoenlijke wereld? Eist vrouweliefde dàt?
herman.
O, als je dat nagaat,
(hij heeft weer 'en beeldje van de schoorsteenmantel genomen en bewondert het).
| |
[pagina 77]
| |
Jongen, jongen, dat beeldje is mooi, hoor;.... heel mooi. Neen, ik begrijp best, dat 'en edelmoedige, artistieke natuur als de jouwe 'en ware behoefte voelt, om zich over dat kind te ontfermen.
rudolf.
Ik ben dan ook niet van plan me door kletspraatjes van de wijs te laten brengen.
herman.
Dat moet je ook niet. Jij bent altijd 'en man van karakter geweest.. standvastig in alles.. 'en rots. Misschien wil je 'et niet geloven; maar juist daarom was ik vroeger zo jaloers van je. Tegenwoordig niet meer.. ach, lieve hemel. 'en Bedelaar kan nog wel jaloers zijn van 'en bankier; maar niet van 'en koning. Wordt de afstand al te groot, dan houdt de jaloezie van zelf op. En nu we weer goeie vrienden zijn geworden, nu ik.... arme sukkel.... er zoveel belang bij heb met jou op goeie voet te blijven.... nu....
(na een korte stilte).
Zeg.... heb je ertegen, dat ik me 'en glaasje wijn inschenk? Ik heb erge dorst gekregen.
rudolf.
Ga toch je gang!
(hij loopt zenuw achtig heen en weer; Herman schenkt zich Rijnwijn in en vlijt zich neer in dezelfde leunstoel als in het Eerste Bedrijf; zodra hij zit, slaakt hij een zucht van welbehagen.)
Ten slotte toch nog de vlag moeten strijken voor dat ellendige gepraat.... neen, neen; daar laat ik me ook niet toe brengen- Ik geef me zelf geen slag in 't gezicht!
herman
(na gedronken te hebben).
Die Rüdesheimer is puik, hoor. Zeker van 't jaar | |
[pagina 78]
| |
'93. Jongen.. toch 'en genot weer es 'en lekker glas te drinken. Altijd die lelike Hollandse biertjes.
rudolf.
Wist ik maar wat die mevrouw Drost haar gezegd heeft!
herman.
Wat in zulke gevallen de ene getrouwde vrouw altijd aan de andere zegt: ik zou 't niet verdragen.. ik zou m'n man wel klein krijgen.. ik zou dit en ik zou dat. Dat noemen ze dan: l'esprit de corps des femmes. Tja.. 'en vrouw.. je mag voor haar doen wat je wilt.. ze blijft de man z'n natuurlike vijand.
(korte stilte).
Rudolf, je was zo vriendelik me 'en lapje van de Nederlandse Bank aan te bieden.
rudolf.
Toch geld nodig?
herman.
Ik denk aan m'n hospita.. ook zo'n natuurlike vijand. Die komt morgen om de kamerhuur en dan heb ik nog 'en paar rekeningetjes te voldoen.
rudolf.
Hoeveel wil je?
herman.
Nu.. wat je missen kunt.
rudolf.
Vijf en twintig gulden?
herman.
Heel graag.. en te leen, zie je.. je krijgt 'et vast en zeker terug.
rudolf.
Zeg dat nou maar niet.
(een bankbiljet uit z'n portefeuille nemend).
Asjeblieft.
| |
[pagina 79]
| |
herman.
Dank je.... en.... nu.... dan, tot wederdienst bereid
(hij stopt het biljet in 'en onogelik portemonnaietje).
Dat mag ik toch zeker wèl zeggen!
rudolf.
Ik kan niet begrijpen, dat Do zich zo heeft laten inpakken en ophitsen. 't Is toch de waarheid, dat ze alles aan mij te danken heeft. Wat zou er van haar geworden zijn, als ik ze niet had getrouwd.
herman.
Dat heb ik al zo dikwels gedacht. 'en Frans schrijver.. z'n naam ben ik natuurlik vergeten.. heeft es gezegd: de vrouw inspireert de man tot grootse werken; maar.... ze belet hem die uit te voeren.
(hij schenkt zich weer in).
rudolf.
Wou je dat hier te pas brengen?
herman.
Och neen.. te pas brengen niet. 'et Valt me maar zo in.
rudolf.
O!
herman
(na een stilte).
Eén ding is zeker: wie veel.. veel is gauw te veel.... van 'en vrouw houdt, moet altijd op z'n hoede zijn. Zo licht brengt ze je tot iets, dat je anders niet hadt gedaan. Goedheid en zwakheid.. ach, lieve hemel, waar is de grens?
rudolf.
Je zegt 'et wel en als dat gepraat daar binnen noir niet gauw 'en einde neemt.... | |
[pagina 80]
| |
herman.
Ga er heen. Wie zou 't je beletten?
rudolf.
Niemand; dat weet ik wel. Maar als die mevrouw Drost.. ik ken me zelf.. ik maak me driftig en dan..
herman.
Bel je gedienstige en vraag of mevrouw Drost er nog is.
rudolf.
Ja; dat kon ik tenminste in elk geval eerst doen.
(schelt).
herman.
Maar blijf toch kalm. Jullie zijn immers zo goed samen.. jullie hebt geld.. jullie behoeft je voor geen mens te generen.. Mijn hemel, wat....? | |
Tweede toneel.
Rudolf, Herman, Dorothea, later Grietje.
dorothea
(schiet, zonder Herman te zien, door de dubbele deur, schichtig en opgewonden naar binnen, valt aanstonds in een grote stoel neer en bedekt haar gezicht met beide handen)
God, God, God!
rudolf.
Wat is dat?
grietje
(binnenkomend door de kleine deur).
Heeft meneer gescheld? | |
[pagina 81]
| |
rudolf.
Ja, ik....
dorothea
(zenuwachtig opspringend).
Grietje, ik wil geen mens meer zien! Je laat niemand meer binnen! Niemand! Versta je: niemand!
grietje.
Goed, mevrouw.
(Zij wacht nog even, Rudolf aanziende).
rudolf.
Ga maar.
(Grietje af.)
Wat is er gebeurd, dat je zo..?
dorothea
(zeer opgewonden).
Wat er gebeurd is? Dat me nu eindelik de ogen pas goed zijn opengegaan. Nu weet ik, wat de mensen van me denken, hoe ze me aanzien, hoe ze me beoordelen!
rudolf.
Wees zo goed....
dorothea
(heftig).
Omdat ik getrouwd was, dacht ik ook geacht te zijn; m'n hoofd te durven opheffen.... met alle fatsoenlike mensen op één lijn te staan.
rudolf
(zich eveneens opwindend).
Is dat dan soms niet zo?
dorothea.
'et Moest zo zijn.... en 'et kon ook zo zijn, als ik 'en man had, die me die achting wist te verzekeren.. die de mensen niet noodzaakte me te minachten, omdat hij me zelf niet acht.
rudolf.
Wat is dat nou weer voor onzin! Wie heeft je die gekheid wijs gemaakt? | |
[pagina 82]
| |
dorothea.
Ja, ja! Wat niet strookt met jouw opvattingen en lusten, dat is gekheid en onzin. Maar ik ben niet langer dupe van je drogredenen.. je mooie theorieën van plichtsvervulling en doen wat je zelf goedvindt en boven de mensen staan. Alles zand, dat je me in de ogen hebt gestrooid!
rudolf.
Komaan.. heb ik je zand in de ogen gestrooid.
dorothea.
Spreek toch niet zo uit de hoogte. Je weet heel goed, dat 'et waarheid is. Zelfs ons huwelik.. wat was 't voor jou anders dan 'en middel om me te krijgen.. om me af te trekken van Herman, die me geen huwelik beloofde, niet opwond met klinkende, hoogdravende woorden.... o, neen; maar die 't op stuk van zaken veel eerliker met me meende.
rudolf
(verontwaardigd).
Aha!
dorothea.
Ja, zeker! Uit liefde voor jou heb ik aan je broer.. 'en misdaad begaan.
rudolf.
Zo.
dorothea.
Had ik hem niet in de steek gelaten, dan zou hij er nu zo ellendig niet aan toe zijn. Hem had ik kunnen staande houden.... redden van de ondergang. Voor hem had ik alles.. alles kunnen zijn; voor jou ben ik.. niets!
rudolf.
Je schijnt niet te weten, dat Herman hier is. Of..? | |
[pagina 83]
| |
dorothea.
Hij is hier?
herman.
Ja, Do, en al waag ik 'et niet te beoordelen, wat jij voor Rudolf betekent, wat je van mij zegt, is de waarheid. Jij.. jij alleen hadt me kunnen staande houden, hadt me kunnen redden.
rudolf.
Zou ik nou soms mogen vernemen, wat er eigenlik aan de hand is, wat die mevrouw Drost heeft beweerd?
dorothea.
Als je dat nog nodig vindt.. mij wel. Bijna 'en uur lang heeft dat schepsel me gemarteld. En waren er toen geen vizites gekomen, misschien zat ze er nog, om te genieten van de afschuwelike pijniging, die ik met 'en lachend gezicht moest ondergaan.
rudolf.
Maar dat mens heeft je toch niet opgezocht enkel en alleen om je te beledigen?
dorothea.
Was ze daar maar voor uitgekomen! O, ik zou ze wel te woord hebben gestaan. Maar die gluiperigheid.... dat beverige, sluwe gevraag.... dat lage, gemene uithoren.. O!
rudolf.
Ik kan toch moeilik aannemen, dat ze niets anders gedaan heeft dan jou ondervragen en uithoren!
dorothea.
Zo dom is ze ook niet. | |
[pagina 84]
| |
rudolf.
Waarvoor beweerde ze dan te komen?
dorothea.
Ze was er zeker al 'en half uur, eer ik dat te horen kreeg, en al die tijd had ze maar glimlachend zitten gluren. Gluren naar mij, gluren in de rondte. 't Was of ze alles goed in d'r hoofd wilde prenten, om zich naderhand duidelik te kunnen voorstellen, en aan iedereen haarfijn te kunnen beschrijven, waar dageliks die vreselike standjes worden afgespeeld tussen mevrouw Twente en d'r man om z'n dove maar mooie maitresse!
rudolf
(zich bedwingend).
Ik wil geloven, dat jij je dat alles zo verbeeldt; maar....
dorothea
(heftig).
O, ja, als mij iets onaangenaams overkomt, verbeeld ik 'et me.. maar is er wat met Ada te doen..?
rudolf
(heftig, schoon zich bedwingend).
Wat heeft mevrouw Drost gezegd? Dat verlang ik te horen en anders niets.
dorothea.
En dat zal je ook te horen krijgen! Eerst louter komplimentjes over m'n lief huis, 't mooie uitzicht, de gezellige kamer, m'n goeie artistieke smaak, enz.. enz. Ik begreep niet, waar ze heen wilde. Toen vragen: u is nog niet lang getrouwd, wèl? Maar u is heel lang geëngageerd geweest, niet? Woonde uw moeder niet in de De Ruyterstraat?
rudolf.
Had toch gezegd: mevrouw, wat gaat u dat aan? | |
[pagina 85]
| |
dorothea.
Om 't mens nog meer kwaad te doen denken? Dank je wel. Ik heb glimlachend al d'r vragen beantwoord, alsof ik in de verste verte niet begreep, dat ze niets anders wilde dan mij 'en poosje op de pijnbank te leggen. Maar in m'n binnenste.. o, in m'n binnenste kookte en ziedde 't!
rudolf.
Ten slotte diende ze toch wel te zeggen, wat ze op stuk van zaken van je verlangde.
dorothea
(onverschilliger).
O, ja. 'en Voorwendsel was gemakkelik te vinden. Ze wou, dat jij haar oudste dochter les zoudt geven in 't boetseren.
rudolf.
Kon ze dat niet aan mij vragen?
dorothea.
Heb ik ook gezegd. En wat antwoordde ze? Dat ze zich niet rechtstreeks tot zo'n groot kunstenaar had durven wenden.
rudolf.
Ach kom. Ja wel. Voor zo'n geval ben ik 'en groot kunstenaar. En toen heb je dan toch gezegd, dat ik geen lessen meer aanneem. Niet waar?
dorothea.
Dat heb ik; maar daarop kwam 't juist. Hé; geeft uw man geen les meer? Heb ik me zo vergist? Ik meende zeker te weten, dat ie nog les gaf aan juffrouw Ada Duurs.
rudolf.
Nou ja. | |
[pagina 86]
| |
dorothea.
Wat.... nu ja? Zou die vrouw ooit de naam van Ada Duurs in mijn tegenwoordigheid hebben durven uitspreken, als ze niet gedacht had, dat 'en schepsel als ik zich maar alles liet welgevallen of.... dat ik dupe, volkomen dupe was van jouw afschuwelike huichelarij?
rudolf.
O, zo.... Ik huichel.
dorothea.
Me dunkt, dat 'et duidelik is. Als je ook maar iets.. maar iets voelde van de liefde, waar je mond altijd zo vol van is.... als je ook voor mij maar 'en beetje over had van al 't medelijden, waarmee je tegenover anderen altijd zo gul bent, dan had je al lang 'et schandelike van je gedrag ingezien.... al lang.... eindelik gedaan wat werkelik je plicht is: mij.. je vrouw beschermd tegen de gemeenheid en de laagheid van de wereld. Maar ik....
rudolf.
Ja, ja. Als ik me niet dadelijk voeg en plooi naar jouw opwellingen en grillen.... als ik mijn eigen opvattingen.. mijn heerlike onafhankelikheid.. m'n hele karakter.. alles, waar ik jaren lang voor gestreden heb.. gestreden met anderen, gestreden met mezelf.. als ik dat niet aanstonds prijs geef, omdat jij door 'et geleuter van wezens als 'en mevrouw Drost en 'en Rika Woensel van streek bent geraakt en niet goed meer weet wat je zegt.. dan meen jij 't recht te hebben mij uit te maken voor huichelaar en me al wat lelik en slecht is te verwijten! En dat noem jij dan liefde! Jij, die me verdenkt, hoont, krenkt, beledigt, die alles doet om me neer te trek- | |
[pagina 87]
| |
ken.. jij verwijt mij gebrek aan achting. 't Is fraai! Maar voel jij je door mij bedrogen, ik voel 't me niet minder door jou.
dorothea.
Omdat ik niet als 'en slavin in 't stof voor je neerlig, nog blij, dat je wel op me trappen wilt?
rudolf.
Aha! Ik, die je juist uit dat stof heb opgeheven.. ik ben 't, die je trappen wil.
dorothea.
Had me er in gelaten, als je toch alleen van plan was me schijn te geven voor werkelikheid.
rudolf.
Is 't dan schijn, dat je mijn naam draagt en zouden Rika Woensel, Betsy Francker en hoe je vriendinnen allemaal heten mogen, ja, zou zelfs mevrouw Drost je ooit hebben opgezocht en toegesproken, als je die naam niet droeg?
dorothea.
Dat ook nog? O, ik maak je m'n kompliment. 't Is biezonder edel van je zó te denken, me dat te zeggen!
rudolf.
Ik doe niets anders dan herhalen wat jij zelf van morgen hebt beweerd. Dankbaarheid verg ik van niemand. Van m'n vrouw zou dankbaarheid me zelfs hinderen en onaangenaam zijn; maar zóveel grievende ondank.. zulk 'en miskenning.. dat is me dan toch te kras!
dorothea.
Ik weet 'et. Hier in huis heerst maar één wil. De jouwe. Wie daar niet voor buigen wil.... hoort er | |
[pagina 88]
| |
niet meer in.... moet er uit. 't Is goed. Her, wil jij me helpen?
herman.
Hemel, Do, als ik dat kan.... als jij me daartoe in staat acht.
dorothea.
Ik wil hier vandaan.... en vandaag nog. De mensen zullen zien, dat ze zich toch in me vergist hebben.. dat ik niet zo'n weerloos schepsel ben als zij geloven.... niet enkel de vrouw met 'et jammerlik verleden, die zich om dat verleden alles.... ook 'et vernederendste moet laten welgevallen! Maar.... alleen weet ik me niet te redden.. niet te keren.... en.... Ik ken ook geen meneer met geld, die medelijden met me heeft.. en al kende ik 'em wel.. hij zou me toch verstoten, omdat ik niet uit dankbaarheid voor hem kruipen wil. Jij..
herman.
Wel, Do, al wat ik voor je doen kan, zal natuurlik dadelik gedaan worden. Ru, je begrijpt, dat ik in deze omstandigheden als gentleman..
rudolf
(heftig).
Ik begrijp.. ik begrijp..! Ik vraag me af: of op stuk van zaken jij 't niet bent, die al dit onheil gesticht hebt.. of jij niet die mevrouw Drost, waarvan ik nog nooit gehoord had, hierheen hebt gestuurd?
herman.
Wat? Daar verdenk je mij van?
rudolf.
Durf es zeggen, dat ik daar geen reden toe heb!
herman.
Zeker durf ik dat! Mevrouw Drost is uit eigen be- | |
[pagina 89]
| |
weging, geheel en al uit eigen beweging gekomen. Met geen woord, geen syllabe heb ik haar aangespoord.
dorothea.
Wat doet 'et er ook toe door wie en hoe mij de ogen zijn open gegaan. 'et Geen me vandaag is aangedaan door 'en mevrouw Drost, zou me anders toch morgen zijn aangedaan door.. de hemel weet wie. Tracht niet de schuld op 'en ander te schuiven! Bij jou, bij jou alleen ligt die schuld en dat je dit niet inziet of niet wilt inzien, bewijst al voldoende, dat ik net even min op jouw achting rekenen kan als op die van welk ander mens ook.
herman.
Behalve dan toch op de mijne.
dorothea.
De jouwe.. ja.. jouw achting?
(Herman's laatste woord heeft Dorothea plotseling doen schrikken en tot nadenken gebracht. Rudolf merkt dit. Korte stilte).
rudolf
(sarkasties).
Zeker. De zijne. Verwondert je dat? Hoe hoog Herman je acht, heeft ie je immers al vroeger getoond. En hij is nog altijd niet van mening veranderd. Wat ie toen voor je over had, heeft ie ook nou voor je over.
herman.
Wat wil je daarmee zeggen, Rudolf?
rudolf.
De waarheid. Anders niets. En nou Do zoveel waarde hecht aan de goedkeuring en de achting van de mensen.. 'en achting, die ik haar niet schijn te | |
[pagina 90]
| |
kunnen waarborgen.. nou zal 't haar zeker aangenaam zijn als die mensen haar leven met jou.. harer waardig zullen noemen.
dorothea.
Ru....
herman.
Wat beduidt die belediging van.. 'en weerloze; want dat ik tegenover jou hier weerloos ben..
rudolf.
Heb je zelf niet gedacht, toen je hier aanbelde.
herman.
Is 't dan mijn schuld, dat jullie 't samen niet vinden kunt? Niemand kan 't me kwalik nemen, dat ik in deze omstandigheden voor Do wil doen wat in m'n macht staat. Veel kan ik haar niet aanbieden, helaas; maar als je spreekt van de achting van de mensen.. Wat kunnen de mensen tegenwoordig op mij aanmerken?
rudolf.
De mensen..? Niets.
dorothea.
Maar als jij zo denkt.. alles zo inziet.. waarom laat je me dan los? Waarom dwing je me..?
rudolf.
Je dwingen? Ik denk er niet aan. Je recht geven tot je beschuldiging, dat ik 'en huichelaar, 'en tiran ben.. dat hier in huis enkel mijn wil mag heersen? Neen. Alleen wat 'en mens in vrijheid doet, heeft waarde. Wil jij van me weg.. geef jij aan Herman boven mij de voorkeur.. | |
[pagina 91]
| |
dorothea.
Heb ik dat dan beweerd? Heb ik je niet integendeel gezegd: Ru, buiten jou kan ik niet. Heb ik je niet gevraagd.. gebeden.. gesmeekt: wees van mij.. ga niet tot die andere? Waarom blijf je dan zo onverzettelik? Je zegt: om de mensen; maar als ik 'et je vroeger gevraagd had.. niet om de mensen.. voor me zelf, alleen voor me zelf.. zou je dan toegegeven hebben?
rudolf
(wrevelig).
Ach..
dorothea.
Neen, antwoord me.. in Godsnaam antwoord me. Zou je dan toegegeven hebben?
rudolf.
Zou jij 't hebben gevraagd?
dorothea.
Neen, neen. Zeg dat niet. Ik wil 't je nu nog vragen.. voor 't laatst.. voor 't allerlaatst.. en voor me zelf; omdat m'n rust.. m'n geluk.. m'n leven.. ja, m'n leven.. alles.. alles voor mij daarvan afhangt. En nu Ru, wat antwoordt je nu?
rudolf.
Nu....?
(na een ogenblik van strijd en aarzeling).
Ik zal.... niet meer gaan.
dorothea
(hevig opgewonden).
Heus.... dat.... Ru.... dat is je ernst.. dat?..
rudolf
(eer stug dan vriendelik).
Ik zal niet meer gaan.
dorothea.
O!
(zij wil hem om de hals vallen, maar deinst terug, af geschrikt door zijn strakheid).
| |
[pagina 92]
| |
herman.
En dus.... Der Mohr, der seine Schuldigkeit getan hat, kann.... gehn. Ach, lieve hemel. Ja, ja. D'r was er 's 'en vrouwtje, die was nog jong en mooi. En zolang ze jong en mooi was, wond ze alle mannen om d'r kleine vinger. Es ist eine alte Geschichte, doch bleibt sie immer neu, und wem sie just passieret, dem bricht das Herz entzwei.
dorothea.
Her, ik smeek je: spreek niet zo. Wees niet hard. Weer heb ik je lelik behandeld. Ik voel 'et.... ik weet 'et en ik kan niet anders zeggen dan: vergeef me.... verplaats je in mijn toestand.... hoe alles zo gekomen is. Als je wist, hoe ellendig ik 'et vind, dat ik jou nu weer.. en vandaag.. Ach, Her.. heb ook maar medelijden.
herman.
Enkel medelijden? Kind, ik verheug me.. voor jou. Ik geef je weer groot gelijk. Je handelt verstandig. Ik.. wat kom ik er op aan? Wat ben ik hier anders dan de arme bloedverwant, die gebruikt wordt voor onaangename karreweitjes en nog dankbaar mag zijn als hem niet de deur wordt gewezen?
dorothea.
Zeg niet zulke vreselike dingen.
herman.
Dat is toch de chose.
dorothea.
Je weet immers, dat ik zo niet denk. Rudolf ook niet. O, ik bid je, stapel geen gloeiende kolen op m'n hoofd. | |
[pagina 93]
| |
herman.
'et Komt niet in me op. Ik zeg je, dat ik blij ben.. blij, dat jullie weer verzoend bent.. blij, dat ik af en toe nog 'ens komen mag.. me warmen aan jullie vuur.. me te goed doen in jullie gezelligheid. Wat kan ik meer verlangen?
dorothea.
Ja, ja. Kom, kom heel dikwels. Zo vaak je wilt.
herman.
Als je man er niets tegen heeft.
(Rudolf geeft geen antwoord).
Als ik denken mag: die zwijgt, stemt toe.
dorothea.
Hij vindt 'et goed; ik ben er zeker van.
herman.
Ik begrijp wel.. na zo'n opwinding.. Daar moeten enige dagen over heen gaan. Nu ja.. Misschien zegt ie dan wel net als ik: Schwamm d'rüber.
(als Rudolf blijft zwijgen, haalt hij de schouders op).
Tot weerziens dan.
(hij geeft haar de hand).
dorothea
(aarzelend).
Tot weerziens.
herman
(tot Rudolf).
Adieu,
(als Rudolf hem even aanziet; maar niet antwoordt, haalt hij weer de schouders op en vertrekt).
| |
Derde toneel.
Dorothea, Rudolf.
(Onder Hermans laatste woorden heeft Rudolf zich naar de rechterzijdeur gewend om heen te gaan. Zodra Herman vertrokken is, gaat Dorothea schielik
| |
[pagina 94]
| |
naar Rudolf toe en slaat van achteren komend, haar arm om zijn hals. Hij blijft staan en laat haar begaan; maar beantwoordt de tederheid niet).
dorothea.
Ru.. O, ik ben je zo dankbaar. Je weet niet.. je kunt niet weten, hoe gelukkig je me nu weer hebt gemaakt. Dat alles weer goed is.. net als vroeger. Dat die angst van m'n hart is afgevallen.. O, ik vind 'et zo heerlik. Ik ben kinderachtig geweest, niet waar? Ik heb' et zelf wel gevoeld; maar ik kon niet anders.. ik kon niet. Die gedachte, dat je hieldt van 'en andere vrouw.. vroeger was ie nooit bij me opgekomen; maar toen ie er eenmaal was.. toen ie brandde in m'n hersenen.. ik kan je niet zeggen, wat er toen in me omging. Ik voelde me gek worden, razend.... tot alles in staat. Maar Goddank is dat nu allemaal voorbij. Ik ben weer kalm en o.... o, zo gelukkig. Kan je 't me vergeven, dat ik zo.... slecht tegen je ben geweest?
rudolf
(koel).
Ach,.. vergeven.. Ja.. vergeven kan ik 'et.
(Dorothea laat hem los).
dorothea.
Je zegt 'et zo.. zo vreemd.. zo koel. Vin je 't dan niet goed.. niet..?
rudolf.
Jij hebt jouw gevoel; ik heb.... 'et mijne.
dorothea.
Ik begrijp je niet. Wat.. wat bedoel je?
rudolf
(weer willende heengaan).
Niets. | |
[pagina 95]
| |
dorothea
(met heftigheid).
Neen, Ru, neen. Je verwijt me iets. Ik wil weten wat dat is.
rudolf.
Ach neen. Waartoe nou..?
dorothea.
Je moet 'et me zeggen. Tussen ons mag niets blijven zitten.... mag ook geen onklaarheid meer zijn. Spreek uit wat je nog op je hart hebt. Ik zal 't wegnemen. Heus, wat 'et ook is, ik zal, 'et wegnemen. Alles wil ik doen.. alles.. alles; maar heb dan ook geen geheimen voor me.. zeg me wat er is.
rudolf
(na een korte stilte).
Je weet, Do, dat ik ijdel ben geweest.. en dat ik die ijdelheid in me heb moeten verstikken. 'en Groot kunstenaar heb ik willen worden.. iets zeldzaams. Ik weet nu, dat ik er een ben.. van de tweede.. misschien van de derde rang.
dorothea.
Neen, Ru, dat is niet waar! Je onderschat je.
rudolf
(met een afwerende handbeweging).
Stil maar. Onderschatting behoedt voor teleurstelling. Maar op één ding had ik m'n trots behouwen. Dat was onze liefde. Die bleef dan toch mooi en zeldzaam, omdat ze 'en liefde was van vlekkeloos vertrouwen. Zo'n zeldzaam mooie liefde had ik dan toch ingeboezemd. Die trots kon niemand.... dacht ik.... me ontnemen.
dorothea
(ontroerd fluisterend).
Ik deed 'et.
rudolf.
En ik volgde je voorbeeld. Dingen heb ik je gezegd....
(met een afwerende handbeweging).
Ba!
| |
[pagina 96]
| |
Wij vernederen elkaar.. om de mensen. Maar.. ach.... waarom zouden wij beter zijn dan anderen.. karakter tonen? Wij zijn immers ook maar heel gewone.... mensen.
dorothea
(na een korte stilte).
Ru, ga weer naar Ada toe. Nu vraag ik 'et je zelf.
rudolf
(hoofdschuddend).
Te laat, Do. Dat verandert niets meer.
dorothea
(zeer angstig).
Kan je dan niet gelukkig met me zijn?
rudolf
(zonder eenige opwinding).
Zeker wel. Ik houd van je.. en.. van niemand anders. Ik ben heel gelukkig. Alleen...
dorothea.
Alleen?
rudolf.
Zo gelukkig.... zijn.... zo velen.
dorothea.
O, Ru, dat is wreed.
rudolf.
Heel wreed. Voor me zelf misschien 't allerwreedst.
(hij neemt zijn hoed).
dorothea.
Ga je heen?
rudolf.
Alleen haar zeggen, dat ze haar enige vriend nooit terug zal zien. Maak je niet ongerust.
(Als Rudolf heen is gegaan, barst Dorothea in tranen uit).
EINDE.
|
|