'Het is me niet mogelik een mening juist te vinden, omdat ze aangenaam is'
(2000)–Marcellus Emants– Auteursrechtelijk beschermdBrieven van Marcellus Emants aan Gonne Loman-van Uildriks, 1904-1909
[pagina 65]
| |
14
| |
[pagina 66]
| |
en ik bewonder ook uw geestkracht betoond bij het kopen van grond te Loosduinen. Ik heb ook Latijn geleerd en zelfs nog beter Grieks, maar wat weet ik er nog van? Zo goed als niets. Och, had ik toch alles onthouden wat ik heb geleerd! De geleerden zeggen dat het nog berust in het archief van mijn subliminaal bewustzijn. Nu wil ik dat wel geloven of liever op hun gezag voor bewezen aanzien, maar wat heb ik er aan? Wat heb ik aan boeken in een afgesloten boekenkast? U zegt, dat ik bij het leven voor anderen denk aan het leven van man en vrouw. In hoofdzaak ja; omdat ik zo verbazend weinig altruïsme bezit; maar toch niet geheel. Van de andere kant beschouwd deel ik uw mening niet dat men in het huwelik uitsluitend zelfbevrediging zoekt. Waar dit het geval is loopt het huwelik ongetwijfeld mis. M.i. is er juist vrij veel altruïsme nodig om het dageliks samenzijn te kunnen volhouden. De weldoener, die een armoedig huisje achter zich dicht sluit en dan weer kan leven naar zijn zin heeft m.i. van dit altruïsme veel minder nodig. Daarbij komt dat altruïsme oftewel zelverloochening ten slotte toch alleen geluk geven als zij zijn neigingen, die willen bevredigd worden. Wie zulk een neiging niet heeft vindt er toch geen geluk door. U zoekt het doel van het individuele leven in het leven voor anderen. Nu ja, prakties is dit wel zo, maar hoe bespottelik is 't, dat A voor B en B weer voor A moet leven. Ongelukkig is 't ook, daar A toch altijd meer kans heeft B dan zich zelf te verliezen. De heilsoldaten vinden volgens u het geluk. Best mogelik; maar keurt u 't nu goed, dat er hondertallen mensen ongelukkig moeten zijn om een paar heilsoldaten gelukkig te maken? Peter de KluizenaarGa naar eind90 preekte zijn volkje bij elkaar en had geen retourkaartje Jerusalem nodig. Zeker; maar wat Peter de Kluizenaar wilde hebben de Christenen nooit bereikt. Naar welk doel streeft de mensheid. Weet u dat? Voorlopig naar het socialisme? Best. Maar dan? En zal het socialisme een vooruitgang zijn? Ja? Waar heen dan? Naar welk einddoel? Brengt het ons niet van de goede weg (waarheen?) misschien ver | |
[pagina 67]
| |
af? Ik blijf er bij, dat alle streven onzin is zolang men niet weet waarheen gestreefd moet worden. En het beduidt niets als antwoord op die vraag te wijzen op kleine verbeteringen in de maatschappij. Doel van het leven, dat is de vraag. De vraag, die niemand kan beantwoorden. Noemt u een wereld waarin dat doel scherp begrensd aangewezen zou zijn een onzinnigheid, welnu dan kom ik terug tot mijn stelling, dat het leven altijd onzinnig is hoe men 't ook beschouwt. En in dat leven doet men altijd verkeerd of men rechts gaat dan wel links, vóór of achteruit. Het mysterie? Wel, voor mij is alles mysterie wat ik nog niet weet. Dus is eigenlijk alles mysterie. Maar ik neem geen mysterie aan, dat zogenaamd geopenbaard wordt. Dat houd ik voor verwaande inbeelding. Als samen-leven liefeliker is dan samen sterven dan wordt de dood iets ontzettends. Dan is het leven dus al weer niet goed, omdat die dood altijd dreigt. Maar nu genoeg gefilosofeerd. Hoe komt u er toe te Loosduinen te willen wonen, omdat uw zoon te Delft moet studeren. Ik houd veel van beweging in de vrije lucht en loop dageliks mijn anderhalf uur; maar als ik uw zoon was zou ik dat heen en weer getrek tussen Loosduinen en Delft grote tijdverknoeiing noemen. Denkt hij anders? Of werkt hij misschien zó vlug, dat er voor hem geen tijdverspilling bestaat? Wat mij zelf betreft, eerstdaags ga ik met mijn vrouw naar Berlijn om haar familie eens op te zoeken. Aan dit uitstapje hoop ik vast te kunnen knopen een tochtje naar enkele badplaatsen aan de Oostzee, die zeer mooi moeten zijn. Van de Noordzee houd ik niet. Die is mij veel te onvriendelik, grauw en onherbergzaam. In 't algemeen houd ik meer van de bergen dan van de zee. Het aanhoudende geblaas, dat men wind noemt, ergert me steeds. Ik voel 't als het zinneloze getreiter van een idioot. In andere landen kan een mens op zijn balkon rustig een brief schrijven. In ons land wordt zijn papier altijd weggeblazen. Intussen teken ik hoogachtend Marc. Emants |
|